“Breng, als u komt, de reismantel mee die ik in Troas bij Karpus achtergelaten heb, en de boeken, vooral de perkamenten” (2 Timoteüs 4:13 (HSV)). Paulus vraagt dus aan Timotheus of hij zijn jas en boeken mee wil nemen. Ik vraag me bij dit vers altijd af of Paulus ooit gedacht heeft dat zijn woorden terecht zouden komen in met goud beslagen Bijbeltjes en ten hemel worden geheven door dominees, waarbij ze zeggen ‘dit is het onfeilbare en heilige Woord van God’! Het hierboven geciteerde vers is dan ook een van de vele redenen waarom ik me afvraag of de Bijbel ooit bedoeld is zoals ze tegenwoordig gebruikt wordt. Een ander interessant vers is Marcus 10:2-5 waar Jezus verwijst naar het gebod over echtscheiding en stelt dat Mozes dit gebod toevoegde vanwege de wensen van mensen. Als Jezus dit niet had gezegd, zouden velen wellicht hebben aangenomen dat dit een goddelijk gebod was. In het Oude Testament lezen we ook nergens dat Mozes dit invoegde, wat de uitdagende vraag oproept of Mozes misschien vaker zulke wensen van mensen invoegde.
Toch zijn er wel degelijk Bijbelverzen waar De ‘Bijbel is onfeilbaar’ uitspraken vaak op zijn gebaseerd. Bijvoorbeeld 2 Timotheus 3:16 of op deze uitspraak van Jezus: “Want voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is.” Nu weet ik dat Jezus hier niet de hele Bijbel mee bedoelt. Maar toch vind ik het opmerkelijk dat Hij dit zegt, of dat dominees tegenwoordig nog zo hameren op de onfeilbaarheid van de Schrift. Want het is heel duidelijk dat er tegenstrijdigheden en ook best gekke en wrede dingen in de Bijbel (ook in de Wet) staan, en dat er ook duidelijke veranderingen in de teksten zijn geslopen sinds de oudste manuscripten, en dat de ‘oerteksten’ vaak zelfs heel moeilijk te herleiden zijn. Jezus zou hier als Almachtige God vanaf geweten moeten hebben lijkt me.
Waarom kozen kerkvaders voor bepaalde boeken in het NT?
Überhaupt zijn er veel vragen te stellen bij waarom en hoe de christelijke canon is geworden wat hij is. Ehrman beschrijft bijvoorbeeld treffend hoe er in de eerste eeuwen van het christendom een hele strijd was om wie Jezus nu eigenlijk was: werd hij God bij zijn opstanding (lage christologie), bij zijn geboorte, of was Hij God vanaf het begin van de wereld en Een met de Vader? Hoe moet je bijvoorbeeld dit vers van Paulus lezen: “Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam” (Filippenzen 2:9)? Dit vers verwijst naar de verhoging van Jezus Christus door God, nadat Hij gehoorzaam was tot aan de dood aan het kruis, zoals beschreven in de voorgaande verzen. Had Jezus hiervoor nog niet deze Naam boven alle namen? Discussies hierover waren er veel in de Vroege Kerk (zie ook Ehrman, 2014, p. 221), en ook niet onterecht, omdat in wat bijvoorbeeld ooit de synoptische evangeliën zouden worden, niet benoemd wordt dat Jezus gelijk was aan God en in Johannes bijvoorbeeld bidt tot de Vader.
We hebben tegenwoordig een aardig omlijnd, dogmatisch beeld van de Drie-eenheid, maar dit was niet zo in de eerste eeuwen en daarom is er een hele strijd geweest tussen orthodoxie en heterodoxie oftewel ‘ketters’. Een trend was dat Jezus steeds goddelijker werd en zij die daarvan afweken (Marcion en de Doceten bijvoorbeeld) werden het zwijgen opgelegd. Het punt hierbij is dat kerkvaders met elkaar streden en op basis daarvan ook voorkeur hadden voor bepaalde teksten. Uiteindelijk hebben zij de Canon van het Nieuwe Testament samengesteld, maar de vraag die je hierbij zeker kan stellen is in hoeverre zij hier ook eigen meningen over bijvoorbeeld de godheid van Christus hebben door laten wegen in hun besluiten over welke boeken wel of niet canoniek waren. Was het de Heilige Geest of hun eigen mening bijvoorbeeld die er toe leidde dat ze meer docetische boeken, die toch ook oude papieren hebben, uitsloten van de Canon? De vraag is dus wie en waarom bepaalde wat de Canon werd? Wat is het zogenaamde heilige en onfeilbare Woord Gods eigenlijk?
Het antwoord ga ik niet geven, en ik ga het wiel niet opnieuw uit vinden. Er zijn al vele teksten geschreven over dit onderwerp maar ik wil voornamelijk de in mijn ogen meest interessante en concrete punten citeren vanuit een artikel hierover van Bart Klink van www.deatheist.nl. Hoewel ik denk zelf geen atheist te zijn, is zijn beschrijving in mijn ogen namelijk heel accuraat en legt hij een heel aantal cruciale punten voor die mensen aan het denken kunnen zetten.
Totstandkoming OT
Hij beschrijft dat de totstandkoming van het Oude Testament in nevelen gehuld gaat. “Ook blijkt soms duidelijk uit de inhoud dat een boek veel later ontstaan moet zijn dan de vermeende auteur geleefd heeft (zoals bij het boek Daniël; Collins, 2018). Daarnaast zijn vaak meerdere handen of bronnen in de tekst te herkennen, wat blijkt uit verschil in taal, stijl, setting en perspectief, en verschil in theologie. Ook is duidelijk dat sommige teksten andere versies zijn van een ouder verhaal, zoals het geval is bij de dood van de reus Goliath. Van dit verhaal staat de bekende variant staat in 1 Sam. 17, waarin David Goliath doodde, maar in 2 Sam. 21 staat dat de verder onbekende Elchanan Goliath verslaat. De latere auteur van 1 Kron. 20 lost deze discrepantie op door Elchanan Lachmi, de broer van Goliath te laten verslaan, in plaats van Goliath zelf.
We beschikken tegenwoordig ook zeker niet over de ‘oerversies’ van de Oude Testament boeken. Over een hele lange tijd zijn deze boeken namelijk tot stand gekomen en gekopieerd en vertaald. Soms blijkt vrij duidelijk dat er waarschijnlijk bepaalde motieven zaten achter herschrijvingen. Zo is de Elohim in een ouder manuscript aangepast tot de zonen van Israël in een nieuwer manuscript. Klink schrijft: “In de oudste manuscripten van Deuteronomium 32:8-9 (Dode Zeerollen) staat:
“Toen de Allerhoogste [Eljon] aan de volken hun erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen van elkaar scheidde, plaatste Hij grenzen aan de volkeren (of: bepaalde hij grenzen voor alle volken, Stavrakopoulou, 2022), naar het aantal godenzonen [bene elohiem], zodat Jahweh Zijn deel kreeg, Jakob [Israël] Zijn erfdeel (of: Jakob was het deel dat hij zichzelf toemat).”
Hier is Jahweh dus één van de zonen van de oppergod Eljon, die zijn eigen volk (Israël) toegewezen kreeg, een duidelijke vorm van polytheïsme. De Septuaginta wijst er ook op dat dit de oorspronkelijke lezing is. In de Masoretische Tekst, die de basis is voor de meeste vertalingen, staat evenwel niet “naar het aantal godenzonen”, maar “naar het aantal zonen van Israël”. Deze nieuwere MT lijkt dus de polytheïstische oudere manuscripten te willen ‘corrigeren’, een theologisch relevante wijziging.” Francesca Stavrakopoulou schrijft in haar boek God, een anatomisch onderzoek (2022) hierover dat de meerderheid van de Bijbelonderzoekers het ermee eens is dat onder andere uit dit vers blijkt dat Jahweh een van El(jons) vele goddelijke kinderen was.
Vertalingen
Als we het hebben over wat de Bijbel is kom je ook al gauw op het onderwerp vertalingen. Een onderwerp waar veel over gesproken wordt in reformatorische kringen, en waar je liberaal bent als je iets anders voorstelt dan de (Herziene) Statenvertaling, want dat is toch wel de beste vertaling. Ik vind echter de discussie van Klink scherp als hij het vertalingen probleem terug traceert naar op welke manuscripten de vertalingen gebaseerd zijn en beschrijft welke gevolgen dat heeft:
“Al deze verschillen (tussen manuscripten, AJ) zijn pas relatief recent echt goed in beeld gebracht (De Jonge, 2016). Lange tijd hebben verschillende groepen christenen hun eigen manuscripten gebruikt en gekopieerd. In 1516 was Desiderius Erasmus de eerste die op grond van 8 manuscripten uit 10e tot 15e eeuw (!) de Griekse tekst van het NT probeerde te reconstrueren. In de jaren daarna volgden nog enkele van dergelijke projecten, die uiteindelijk bekend zijn komen te staan als de Textus Receptus (TR). Dit is de grondslag geweest voor gezaghebbende en invloedrijke vertalingen als de King James Version, de Lutherse bijbel en onze eigen Statenvertaling. In de tijd na de TR werden echter steeds meer en oudere manuscripten gevonden, en die weken op veel punten af van de TR. Tegenwoordig proberen tekstcritici uit al deze duizenden manuscripten de oudste lezing te reconstrueren, een zogenaamde ‘kritische editie’, waarvan om de paar jaar een update wordt uitgegeven. Veel moderne vertalingen kiezen zo’n moderne reconstructie als grondtekst omdat de TR wetenschappelijk achterhaald is.
Opmerkelijk is dat de Herziene Statenvertaling (2010) nog steeds de achterhaalde TR gebruikt en daarmee een andere tekst vertaalt dan bijvoorbeeld de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV, 2004) (Hoogerwerf, 2016). Dit doen ze puur om confessionele redenen, niet omdat daar goede argumenten voor zijn. Dat deze verschillen tussen manuscripten beduidend kunnen zijn, valt goed te illustreren aan de hand van enkele verschillen tussen de HSV (gebaseerd op de TR) en de NBV (gebaseerd op de kritische editie van Nestle-Aland uit 1993) (Hoogerwerf, 2016). Het einde van Markus (16:9-20) vinden we in de doorlopende tekst van de HSV, maar slechts na drie asterisken in de NBV, met de voetnoot dat dit in andere manuscripten ontbreekt. Ook het beroemde verhaal van Jezus en de overspelige vrouw (Joh. 7:53-8:11) is een latere toevoeging, wat niet blijkt uit de HSV, maar wel uit een noot in de NBV. Andere verschillen zijn theologisch van aard. Volgens de NBV was Jozef Jezus’ vader, wat lastig gaat als Jezus uit de maagd Maria geboren is, maar volgens de HSV niet (die spreekt van “Jozef en zijn moeder”, Luk. 2:33, 43). Dit is een ‘theologische correctie’ uit latere manuscripten. Ook het befaamde ‘comma Johanneum’ (1 Joh. 5:7-8) – de enige plek in de hele Bijbel waar de drie-eenheid expliciet genoemd wordt! – is een latere toevoeging die wel in de HSV staat, maar terecht niet in de NBV.”
Klink stelt daarom: “Uit het bovenstaande blijkt dus dat we niet weten door wie, hoe en precies wanneer de teksten van de Bijbel (Klink schrijft dit over het NT, maar ik denk dat de hele Bijbel hier ook genoemd kan worden) ontstaan zijn (zie ook: auteurs Nieuwe Testament zijn niet wie we denken dat ze zijn). Onze beste tekst van het Bijbel is een late reconstructie, en niemand weet hoe ver die af staat van het origineel. Welke tekst moeten we dan zien als het Woord van God?” Oftewel, naar welke comma en welke tittel refereerde Jezus precies? In mijn ogen is het zeker dat de tittel en jota’s inmiddels niet meer zo staan als in de tijd van Jezus.
Klink concludeert naar mijn mening heel genuanceerd dat de Bijbel niet in een keurslijf van onfeilbaarheid geperst zou moeten worden, maar dat de invloed van mensenwerk geaccepteerd moet worden om de Bijbel werkelijk op waarde te schatten: “De gelovige die het Woord van God wil lezen, staat dus voor meerdere problemen. Als eerste moet hij kiezen voor een bepaald boek (of verzameling boeken), maar gelovigen van verschillende religies wijzen verschillende boeken aan als het Woord van God. Zelfs binnen een religie bestaan er nog verschillen over welke boeken tot de canon behoren. Welke boeken vormen dan het Woord van God? Vervolgens is er het probleem van de oorsprong van die boeken. Die is vaak onbekend of onduidelijk, waardoor we slechts af kunnen gaan op veel jongere manuscripten. Die manuscripten verschillen echter onderling en het is onduidelijk wat de oorspronkelijke tekst is – als die er al is geweest. Welke tekst is dan het Woord van God? Vervolgens stuiten we op vertaalproblemen: onduidelijke grondteksten, onbekende of dubbelzinnige woorden en zinnen, vertaalkeuzes die gemaakt moeten worden en vertalingen die niet altijd even zuiver zijn. Wat heeft de gelovige dan aan zijn vertaling van Het Woord van God?
Uit het bovenstaande blijkt duidelijk dat de gelovige niet zomaar het Woord van God kan vinden in een bepaald boek of verzameling boeken. Dat Woord blijkt geplaagd te worden door allerlei onzekerheden, problemen en menselijke ingrepen. Alles wijst erop dat de vermeende goddelijk geïnspireerde teksten gewoon zuiver mensenwerk zijn, net als elk ander werk uit de geschiedenis. Dit hoeft uiteraard niets af te doen aan de literaire waarde ervan, integendeel: het kan juist bijdragen aan het waarderen ervan. Als teksten niet in een bepaald keurslijf van feilloosheid, consistentie of goddelijke inspiratie gedrukt hoeven te worden, ontstaat meer waardering voor de verscheidenheid en menselijkheid ervan. Ze geven een inkijk in hoe mensen door de eeuwen heen met hun belangrijke teksten omgingen.
De grote uitdagende vraag die ik bij de Bijbel ben gaan stellen is of dit het boek of openbaring is wat we zouden verwachten van de Almachtige Schepper van dit universum? Op dit moment is mijn voorlopige antwoord dat de Bijbel totaal géén eenduidige openbaring over God lijkt te geven en interpretatie en ontstaan ervan veel problemen oproept. Ik vraag me bijvoorbeeld ook af waarom God een boek als Leviticus liet opnemen, vol met regelingen voor priesters? Als ik God was zou ik wel andere zaken openbaren om eerlijk te zijn. Misschien zaken die de wetenschap nu openbaart, zoals de werking van ons brein, een cel of het universum. Of juist hoe we goed voor ons brein en lichaam kunnen zorgen. Hij is de veronderstelde maker van alles, waarom geeft hij z’n creaturen nu pas de kans om zulke dingen over de wereld waar ze in geboren zijn te ontdekken? Waarom is hij niet ook gewoon een klein beetje duidelijker? Voor een heel deel van de mensen is de Bijbel gewoon lastig, oftewel omdat ze niet kunnen lezen, de capaciteit niet hebben om het te begrijpen, of simpelweg er geen in de buurt hebben (wilde stammen bijvoorbeeld). Had Hij niet in elk organisme een handtekening achter kunnen laten met bijvoorbeeld de naam Jezus? Ik kan ook niet goed tegen de martelende onzekerheid die hij met zijn communicatie veroorzaakt; de een krijgt er vertrouwen in dat de Bijbel Gods woord is of dat hij/zij gered is, de ander (uit een andere kerk wellicht) plaatst daar zijn vraagtekens bij. Uiteraard zijn er ook veel stukken juist erg duidelijk, maar het boek als geheel vind ik verwarrend.
Bronnen:
Collins, J. J. (2018). Introduction to the Hebrew Bible. Fortress Press. Via Klink, 2018.
De Jonge, H.J. (2016). De oogst van vijf eeuwen tekstonderzoek. Met Andere Woorden, 35(3&4), 78-95. Via Klink, 2018.
Ehrman, B. D. (2014). How Jesus became God: The exaltation of a Jewish preacher from Galilee. HarperCollins
Klink, B. (2019). Wat is het Woord van God? Link geopend op 11-4-2024: http://www.deatheist.nl/downloads/WoordvanGod.pdf
Stavrakopoulou, S. (2022). God, een anatomisch onderzoek, Ambo Anthos.