De Bijbel, Jezus en het brein: een verouderde opvatting van de menselijke psyche 

De Bijbel, het fundament van het christelijke geloof, bevat veel teksten die betrekking hebben op mentale gezondheid en gedrag. In de tijd waarin de Bijbel werd geschreven, bestonden er echter geen wetenschappelijke inzichten over het menselijk brein en de werking ervan. Deze lacune in kennis leidde tot opvattingen die in het licht van moderne neurowetenschappelijke ontdekkingen als verouderd en zelfs onjuist worden beschouwd. In dit artikel vraag ik me af of de Bijbelse interpretaties van psychische problematiek, zoals gedemonstreerd door Jezus’ genezingen, voortkomen uit een verkeerd begrip van de menselijke geest en het brein – een misverstand dat zelfs vandaag de dag nog leeft in sommige christelijke gemeenschappen. 

Jezus en Zijn mogelijke verkeerde interpretatie van psychische problematiek 

In de Bijbel wordt psychologische problematiek regelmatig toegeschreven aan demonische bezetenheid of andere bovennatuurlijke invloeden. Dit komt duidelijk naar voren in passages zoals Mattheüs 17:14-20, Marcus 9:14-29 en Lucas 9:37-43, waar Jezus mensen geneest van wat destijds werd gezien als demonische invloeden. De symptomen die in deze Bijbelverhalen worden beschreven, zoals oncontroleerbare schokken en aanvallen, zouden tegenwoordig waarschijnlijk gediagnosticeerd worden als neurologische aandoeningen zoals epilepsie of psychose. Die waarschijnlijkheid kan aangetoond worden door de illustratie van recente casussen waarin mensen eerst gediagnosticeerd werden als bezeten met demonen, waarvan later bleek dat er iets neurobiologisch achter zat, zie onder andere:

  1. Anneliese Michel (Duitsland, 1970s)

Aanvankelijke interpretatie:
Anneliese Michel, een jonge vrouw uit Duitsland, vertoonde extreem gedrag: ze sprak in vreemde stemmen, toonde afkeer van religieuze symbolen en had aanvallen. Haar familie en priesters concludeerden dat ze bezeten was door demonen. Dit leidde tot een reeks exorcismen die uiteindelijk fataal voor haar werd.

Latere medische verklaring:
Na haar dood werd vastgesteld dat Anneliese leed aan epilepsie van de temporale kwab, een aandoening die hallucinaties en religieuze obsessies kan veroorzaken. Bovendien is het aannemelijk dat ze leed aan psychose of schizofrenie, verergerd door haar geloof in bezetenheid en de stress van de exorcismen. Dit tragische geval wordt vaak aangehaald als een waarschuwing tegen het negeren van medische hulp bij vermeende bezetenheid.

  1. Clara Germana Cele (Zuid-Afrika, 1906)

Aanvankelijke interpretatie:
Clara, een 16-jarig meisje, zou vreemde talen hebben gesproken, onmenselijke geluiden hebben gemaakt en ongebruikelijke fysieke kracht hebben getoond. Religieuze figuren verklaarden dat ze door een demon was bezeten en voerden een exorcisme uit.

Mogelijke medische verklaring:
Hoewel er minder medische documentatie beschikbaar is, suggereren moderne analyses dat haar symptomen consistent zijn met een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) of mogelijk een psychotische episode, beide aandoeningen die kunnen leiden tot gedrag dat lijkt op klassieke bezetenheidssymptomen.

  1. Michael Taylor (Verenigd Koninkrijk, 1974)

Aanvankelijke interpretatie:
Michael Taylor, een normaal kalme en religieuze man, vertoonde plotseling gewelddadig gedrag en beweerde dat een demon in hem zat. Tijdens een exorcisme werd gezegd dat meerdere demonen uit hem werden verdreven, maar niet allemaal. Kort daarna pleegde hij een brute moord op zijn vrouw.

Latere medische verklaring:
Taylor bleek te lijden aan een ernstige psychotische episode. Zijn religieuze overtuigingen en de stress van het exorcisme verergerden zijn toestand. Het incident wordt nu vaak gezien als een combinatie van mentale ziekte en sociale factoren, waaronder de invloed van een religieuze gemeenschap.

  1. “Julia” (VS, 2000s)

Aanvankelijke interpretatie:
Een vrouw met de pseudoniem “Julia” werd door priesters en psychiaters onderzocht vanwege “onverklaarbare” gebeurtenissen, zoals objecten die zouden bewegen en stemmen die haar gedachten leken te beïnvloeden. Een katholieke exorcist concludeerde dat ze bezeten was.

Medische verklaring:
Psychiaters ontdekten dat Julia leed aan een combinatie van schizofrenie en persoonlijkheidsstoornissen. Haar overtuiging dat ze bezeten was, werd versterkt door haar religieuze opvoeding en omgeving.

  1. Bijbelse glossolalie (spreken in vreemde talen)

In gevallen waarin mensen tijdens een vermeende bezetenheid onbekende of vreemde talen spreken, wijst onderzoek vaak op neurologische aandoeningen zoals:

  • Slaapverlamming: Gecombineerd met hallucinaties kan dit een gevoel van externe controle of “bezetenheid” geven.
  • Temporale kwab epilepsie: Dit kan religieuze obsessies of ervaringen veroorzaken die als mystiek of demonisch worden geïnterpreteerd.
  1. Heksen

Aanvankelijke interpretatie:
Veel van de vrouwen die in de vroegmoderne tijd als heksen werden bestempeld, vertoonden gedrag dat destijds als abnormaal of bedreigend werd gezien, zoals ongebruikelijke medische kennis, afwijkend sociaal gedrag, of het ervaren van hallucinaties en aanvallen.

Medische verklaring:
In retrospect kan een groot deel van dit gedrag verklaard worden door neurologische of psychologische aandoeningen zoals epilepsie, psychose, of hysterie. Ook speelden culturele en sociale factoren een grote rol, zoals angst voor het onbekende en misogynie.

Konden neurobiologische factoren op z’n minst een rol spelen?
Hiermee is niet gezegd dat alle gevallen van mogelijke demonische bezetenheid geheel verklaart zijn. Maar het geeft te denken dat er ook neurobiologische verklaringen zijn. Zou van sommige casussen in de tijd van Jezus ook niet kunnen gelden dat er neurobiologische factoren een rol speelden?

De mogelijke misinterpretatie van psychische aandoeningen als demonische bezetenheid was niet uniek voor de tijd van Jezus, maar weerspiegelt een diepgewortelde onwetendheid over de werking van het brein. Jezus, als volgens de christelijke leer alwetende God, zou echter de oorzaken van dergelijke aandoeningen moeten hebben begrepen, toch? Als Hij werkelijk alles wist, waarom begreep Hij dan niet wat we nu weten over neurologische aandoeningen? En wat zegt dat over zijn goddelijkheid? 

Het is duidelijk dat de Bijbel een beperkt begrip van het brein en de geest reflecteert, wat de oorzaak is van de demonisering van psychische aandoeningen die in die tijd wijdverspreid was. Jezus genas bijvoorbeeld een jongen in Marcus 9:14-29 die leed aan symptomen die we vandaag als epilepsie zouden herkennen, maar in die tijd werden gezien als een demonische bezetenheid. Dit roept de vraag op waarom Jezus, als alwetende God, deze aandoening niet correct begreep als een neurologisch probleem. 

De rol van de huidige kerk: stroman maken van hersenwetenschap en exorcisme  

  1. Hersenwetenschap belachelijk maken of zijn er andere verklaringen voor gedragsverandering?
    Behalve dat dit bij mij voor fundamentele vragen stelt, waar ik later op terug kom, vind ik ook dat de huidige kerk/dominees voorzichtig moeten zijn met uitspraken over hersenwetenschap. In een recent voorbeeld, gepresenteerd in een video hier te bekijken, stelt een dominee dat mensen veranderen door de invloed van de Heilige Geest. Hij lijkt daarmee te denken voldoende antwoorden te hebben op onderzoek van hersenwetenschappers als Dick Swaab. Hij staat daar duidelijk boven. Zijn retorische vragen en beweringen klinken overtuigend, maar de dominee maakt gebruik van anekdotisch bewijs, waarbij hij min of meer beweert dat gedragsveranderingen spiritueel van aard zijn en hij doet net of onderzoekers niet erkennen dat verandering kan plaatsvinden. Dit is een stroman-argument, aangezien neurowetenschappers zoals Dick Swaab wel degelijk erkennen dat gedragsverandering bijvoorbeeld in reactie op omstandigheden mogelijk is, maar zij leggen de oorzaak ervan bij neurologische en biologische processen in plaats van spirituele krachten. Persoonlijk vind ik het lastig dat de dominee een beetje belachelijk lijkt te doen over de hersenwetenschappers, terwijl ‘de’ kerk naar mijn idee, en zoals ik me ook in dit artikel afvraag, mogelijk een schadelijke rol heeft gespeeld in het begrijpen en behandelen van neurologische aandoeningen. 
    • Verandering bij kerkmensen: andere, soms zelfs nadelige verklaringen 
      Daarnaast is het belangrijk te kijken naar de rol van de sociale omgeving van de kerk, waarin ik soms ook kwalijke invloeden heb gezien. Verandering kan ook voortkomen uit sociale druk en groepsdynamiek, niet alleen uit spirituele invloed. In veel kerkelijke gemeenschappen wordt de nadruk gelegd op het naleven van normen en het aanpassen van gedrag om erbij te horen. Dit kan leiden tot gedragsverandering, en zeker niet altijd om de juiste redenen. In plaats van psychologische groei en zelfreflectie, kan deze sociale druk ervoor zorgen dat mensen zich anders gaan gedragen om aan de verwachtingen van de gemeenschap te voldoen. 
    • In kerken (ook in andere situaties uiteraard) kan er daardoor soms een onterechte prestatiedruk ontstaan. Leden worden bijvoorbeeld aangespoord met uitspraken als “de Heer vraagt het van je” om meer te doen voor de kerk (bijvoorbeeld ouderling worden), harder te werken en betere mensen te worden. Dit kan leiden tot gevoelens van schuld, stress en zelfs burn-out, omdat het niet mogelijk is om altijd te voldoen aan de onrealistische normen die door de gemeenschap worden gesteld. Het is belangrijk om te erkennen dat deze gedragsverandering door sociale druk dus niet altijd het werk van de Heilige Geest is, maar een gevolg van externe invloeden die psychologisch veel invloed kunnen hebben. Hierbij ontken ik zeker niet dat de kerk op veel mensen ook hele goed invloeden heeft, en bijvoorbeeld troost en gemeenschap bied. 
    • Daarbij komt dat er soms een stigma ligt op psychische zwaktes, je zou eigenlijk sterk en geduldig moeten zijn als gelovige bijvoorbeeld. Een labiele gelovige, kan dat wel? Hij/zij krijgt toch kracht van de Heer? Ook in andere situaties geld dat er soms een stigma is, omdat zwak zijn nu eenmaal moeilijk is in een vaak competitieve wereld. Maar in de kerk is de combinatie met een geloof wat zou moeten ondersteunen, soms extra moeilijk omdat het de lat nog hoger legt. Soms zorgen deze psychische kwalen ervoor dat mensen nog harder hun heil zoeken in bijvoorbeeld obsessief bezig zijn met geloof, terwijl ze psychische/psychiatrische hulp nodig hebben.
  2. De spirituele verklaring van psychische aandoeningen: gevaren van exorcisme en onwetenschappelijke overtuigingen 
    • Het probleem wordt verder versterkt in sommige christelijke gemeenschappen die geestelijke of demonische invloeden nog steeds beschouwen als de oorzaak van psychische aandoeningen zoals depressie, angststoornissen of zelfs schizofrenie. In plaats van medische hulp te zoeken, worden mensen regelmatig doorverwezen naar de dominee voor gebed, of zelfs voor een exorcisme, wat in extreme gevallen gevaarlijk kan zijn. 
    • Een schrijnend voorbeeld komt uit Zuid-Amerika, waar een meisje werd onderworpen aan een exorcisme-ritueel waarbij men probeerde een “demon” uit haar lichaam te drijven door haar met vuur te branden. Dit leidde tot ernstige verwondingen en de dood van het slachtoffer. Zulke praktijken, hoewel extreme, zijn niet zeldzaam. Ze zijn het gevolg van het niet erkennen van psychische stoornissen als medische aandoeningen en het vasthouden aan verouderde, spirituele verklaringen voor wat brein- of geestproblemen betreft. Het negeren van wetenschappelijke kennis over psychische aandoeningen en het blijven verwijzen naar demonische invloeden in plaats van naar psychiaters of psychologen is niet alleen schadelijk voor de betrokkenen, maar kan ook levensbedreigend zijn. Het schadelijke zit hem onder andere in het demoniseren: psychische kwalen worden soms als teken van ‘slechtheid’ gezien door die demonen, in plaats van dat het slachtoffer er niets aan kan doen omdat het simpelweg zijn/haar brein is.

Jezus en Demonenuitdrijving

Laat ik terugkeren van de huidige kerk, naar de waarschijnlijke oorsprong van hoe de huidige kerk tegen psychische aandoeningen en gedrag aankijkt: Jezus en de Bijbel. Ik denk dat wat de dominee in het hierboven aangehaalde filmpje zegt, of zelfs het exorcisme, en misschien ook christelijke visies op de menselijke ziel gebaseerd of geïnspireerd zijn op hoe er in de Bijbel over dit soort thema’s geschreven wordt. Om dit wat concreter te maken kom ik terug op hoe Jezus omging met zeer waarschijnlijk neurologische aandoeningen. Ik som daarvoor de volgende Bijbelverzen op, waarin wordt beschreven hoe Jezus demonen uitdrijft: 

  • Mattheüs 8:28-34: Jezus drijft demonen uit twee mannen in Gadara en stuurt de demonen in een kudde varkens. 
  • Mattheüs 17:14-18: Jezus geneest een jongen die lijdt aan een demonische bezetenheid; waarschijnlijk een epileptisch aandoening. 
  • Marcus 5:1-20: Jezus drijft een demon uit een man die tussen de graven leeft en hem “Legioen” noemt. 
  • Lucas 8:2: Jezus geneest Maria Magdalena van zeven demonen. 
  • Lucas 9:37-43: Jezus geneest een jongen met een demon die hem in waarschijnlijk epileptische aanval stort. 

Deze passages illustreren dat demonen werden gezien als de oorzaak van psychische stoornissen. Tegenwoordig zouden we deze symptomen waarschijnlijk diagnosticeren als epilepsie, schizofrenie of andere neurologische aandoeningen. En daar wil ik nu naar gaan kijken, wat de neurowetenschappen zeggen over hoe gedrag veroorzaakt wordt, en hoe het brein daarin vaak meer verantwoordelijk is, dan bovennatuurlijke krachten. Daarbij wil ik wel de kanttekening maken dat ook de hersenwetenschap niet alwetend is, en er nog veel te onderzoeken valt.

Voorbeelden van breinaandoeningen die gedrag beïnvloeden 

Ik wil kort casussen beschrijven waarin aangetoond wordt dat breinaandoeningen, oftewel fysieke veranderingen in het brein, invloed kunnen hebben op gedrag: 

  • Phineas Gage: Een berucht geval van een man die door een ijzeren staaf door zijn schedel werd doorboord. Gage overleefde het ongeluk, maar zijn persoonlijkheid veranderde drastisch. Vóór het incident was hij een rustig, verantwoordelijke man, maar na het ongeluk werd hij impulsief en asociaal. Dit toont aan hoe schade aan bepaalde delen van het brein de persoonlijkheid kan veranderen. 
  • Charles Whitman: In 1966 pleegde Whitman een massamoord vanaf de UT Tower in Texas. Hij gaf aan dat hij een verandering in zijn gedrag merkte en last had van vreemde gedachten. Een autopsie toonde aan dat hij een hersentumor had in het gebied dat invloed heeft op agressie en impulscontrole. Dit voorbeeld illustreert hoe fysieke hersenbeschadiging kan leiden tot plotselinge gedragsveranderingen. 
  • Ontremd gedrag: een 40-jarige man met een tumor in de rechter orbitofrontale cortex (een hemangiopericytoom) die leidde tot opvallende gedragsveranderingen, waaronder pedofiele neigingen en ontremd gedrag. De orbitofrontale cortex, een deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor impulscontrole en sociaal gedrag, was door de tumor aangetast. Naast de pedofiele symptomen had de patiënt ook moeite met complexe motorische taken zoals het tekenen van figuren (constructieve apraxie).
    Na het operatief verwijderen van de tumor verdwenen de pedofiele neigingen en verbeterden zijn cognitieve en motorische functies aanzienlijk (Burns & Swerdlow, 2003)
  • Schizofrenie: Deze aandoening wordt gekarakteriseerd door hallucinaties en wanen, wat vroeger vaak werd toegeschreven aan demonische bezetenheid. Neurologisch gezien blijkt echter dat schizofrenie gerelateerd is aan chemische onevenwichtigheden in de hersenen, met name in de dopamine-systemen. 

Ik wil hiermee niet zeggen dat alle asociale of immorele gedragingen te verantwoorden zijn met breinaandoeningen, maar ik denk wel dat ze een significante rol spelen. Mijn vraag is dus, spelen breinaandoeningen of demonen een waarschijnlijkere rol in het veroorzaken van genoemde gedragingen? 

Conclusie

Ik denk dat breinonderzoek belangrijke vragen oproept voor christelijke doctrines en ik heb daar enkele kort van beschreven. Ik som ze nog een keer op en beschrijf nog een nieuw probleem:

  • De Bijbelse verhalen van demonische bezetenheid en genezing, die vaak verbonden zijn met breinaandoeningen, doen vermoeden dat Jezus deze aandoeningen mogelijk niet correct begreep, wat de vraag oproept over zijn alwetendheid en goddelijkheid. De hoofdvraag die dit artikel dan ook stelt is: wat zegt de onwetendheid over het brein in de Bijbel en bij Jezus over respectievelijk de onfeilbaarheid daarvan en Zijn Goddelijkheid? 
  • Het negeren van de neurowetenschappelijke kennis over psychische stoornissen in de geschiedenis van de christelijke kerk leidt niet alleen tot misverstanden over de oorzaken van deze aandoeningen, maar ook tot schadelijke overtuigingen die in sommige gevallen levens kunnen kosten. 
  • Eentje die ik nog niet echt heb beschreven: de Bijbelse notie van de ziel lijkt moeilijk te rijmen met het huidige begrip van de (evolutie van) hersenen en het bewustzijn. Eigenlijk mag je in de conclusie niet met nieuwe informatie komen, maar ik doe het toch: wat betekent het idee van een ziel als we ons brein beschouwen als een product van miljoenen jaren evolutie? En wanneer in dat evolutieproces zou de mens dan een ziel hebben gekregen? Vaak wordt gedacht dat het menselijk brein uniek is en fundamenteel verschilt van dat van andere dieren, maar wetenschappelijk bewijs wijst in een andere richting. In 2012 publiceerde een groep wetenschappers de Cambridge Declaration on Consciousness, waarin zij stelden dat bewustzijn in verschillende vormen waarschijnlijk wijdverspreid is in het dierenrijk, vooral onder zoogdieren, vogels en zelfs cephalopods zoals octopussen. Ze schreven: “kunstmatige stimulatie van dezelfde hersengebieden genereert overeenkomstige gedragspatronen en gevoelstoestanden bij zowel mensen als niet-menselijke dieren. Het bewijs toont aan dat niet-menselijke dieren de neurologische structuren bezitten die nodig zijn voor bewuste ervaringen en intentioneel gedrag” (Low et al., 2012).
    Dit roept de vraag op of bewustzijn — en daarmee het concept van de ziel (?) — misschien geleidelijk is ontstaan, net zoals vele andere kenmerken in de evolutie. De bekende primatoloog Frans de Waal wijst erop dat er geen sprong te zien is van een mensaapachtig brein naar een menselijk brein: “Menselijke hersenen hebben bijna dezelfde anatomie als die van mensapen. Er is geen unieke hersenstructuur; ons brein kan worden gezien als een ‘lineair opgeschaald primatenbrein’” (De Waal, 2013; zie ook de afbeelding hieronder). Het lijkt daarom aannemelijk dat het menselijk bewustzijn zich op een geleidelijke manier heeft ontwikkeld, zonder een duidelijk moment waarop de ziel plotseling ‘ontstond’.
    In plaats van een brein dat in een enkel moment van evolutie uniek werd, wijst het bewijs erop dat onze geestelijke vermogens onderdeel zijn van een continuüm dat we delen met andere diersoorten. Dit dwingt ons na te denken over wat het betekent om menselijk te zijn en of we de ziel moeten herzien in het licht van onze evolutionaire geschiedenis. Bovendien zou ik de heel brutale vraag willen stellen: als Jezus als alwetende God dit allemaal wist waarom heeft Hij dit niet met ons gedeeld? Als ik Jezus was geweest had ik de mensen graag verrast met een lesje neurobiologie:).
Afbeelding: de corticale parcellatie van de hersenen van chimpansees en mensen omvat het opdelen van de cortex in verschillende functionele en anatomische gebieden. Links zien we de corticale parcellatie van de chimpansee, waarbij de 38 verschillende gebieden van de linkerhersenhelft worden weergegeven en rechts die van de mens. Dit soort parcellatie helpt om beter te begrijpen hoe specifieke hersengebieden zijn georganiseerd en hoe deze mogelijk zijn geëvolueerd van gemeenschappelijke voorouders naar de huidige menselijke vorm.
Door deze vergelijkingen kunnen we zien dat de basisstructuur van de menselijke cortex veel gelijkenissen vertoont met die van de chimpansee, wat aansluit bij het idee van een geleidelijke evolutie zonder plotselinge ‘sprong’. Dit ondersteunt de gedachte dat ook hogere functies, die vaak worden toegeschreven aan de ‘ziel’, zoals zelfbewustzijn en complexe cognitie, waarschijnlijk geleidelijk zijn ontstaan. Bron: Hecht & Garrison, 2024.

Tot slot: zou het kunnen dat de ontwikkeling van wetenschappelijk inzicht misschien heilzamere en betrouwbaardere nieuwe perspectieven op de menselijke psyche geboden heeft dan de Bijbelse visies?  

Bronnen:

Burns, J. P., & Swerdlow, R. H. (2003). Right orbitofrontal tumor with pedophilia symptom and constructional apraxia sign. Archives of Neurology, 60(3), 437-440. https://doi.org/10.1001/archneur.60.3.437

Hecht, E. E., & Garrison, A. R. (2024). Cortical parcellation of the chimpanzee and human brains: Comparative mapping of cytoarchitectonic and functional areas. Brain Structure and Functionhttps://doi.org/10.1007/s00429-024-02823-2

Low, Philip, Jaak Panksepp, Diana Reiss, David Edelman, Bruno Van Swinderen, and
Christof Koch. “The Cambridge declaration on consciousness.” In Francis crick memorial
conference, Cambridge, England, pp. 1-2. 2012

De Waal, F. B. (2013). The bonobo and the atheist: In search of humanism among the
primates. WW Norton & Company

Waren de auteurs van het Nieuwe Testament ooggetuigen?

In een vorig artikel schreef ik over de vraag of Petrus eigenlijk wel de auteur is van 2 Petrus. In dit artikel ga ik iets verder in op auteurs van de Evangelien. Waren het wel apostelen of ooggetuigen?

Allereerst is het belangrijk wat jaartallen scherp te hebben. Het jaar van Jezus’ dood wordt over het algemeen aangenomen als 30 CE. De meeste boeken in het Nieuwe Testament zijn daar meerdere tientallen jaren na pas geschreven. Hoewel dit vrij snel is in vergelijking met andere boeken uit die tijd, is het toch zeer waarschijnlijk dat mondelinge overlevering een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de evangeliën en andere NT boeken. Ik ga nu kort verschillende boeken langs:

Mattheüs, geschreven tussen 80-85 CE, hanteert een vertelperspectief in de derde persoon, voortdurend verwijzend naar ‘zij’ wanneer hij over Jezus en de discipelen spreekt. Zelfs wanneer Mattheüs wordt aangesproken, beschrijft hij zichzelf als ‘hij’, niet als ‘mij’ (Mattheüs 9:9). Hieruit blijkt naar alle waarschijnlijkheid dat hijzelf geen apostel was. Ook is het zo dat Mattheüs duidelijke afhankelijkheid van het Evangelie volgens Marcus vertoont. Dit maakt het onwaarschijnlijk dat een ooggetuige (zoals een van de apostelen) zijn evangelie zou baseren op dat van Marcus, die geen directe ooggetuige was.

Johannes (95 CE): van de geliefde discipel wordt gezegd: dit is de discipel die getuigd van deze zaken en ze heeft opgeschreven, en wij weten dat zijn getuigenis waar is (Johannes 21:24). De auteur maakt onderscheid tussen zijn bron van informatie en hemzelf: de discipel die getuigd en hemzelf (wij weten dat zijn getuigenis waar is). Is het daarom wel Johannes die schrijft?

Markus (60-70 CE), is geen discipel maar een metgezel van Petrus.

Lukas, geschreven tussen 80-85 CE, is een metgezel van Paulus en benadrukt in het begin dat hij zijn verhaal heeft onderzocht en gehoord van ooggetuigen (Lukas 1:1,2).

Geen van de getuigen van de evangeliën claimt dus ooggetuige te zijn, waardoor mondelinge overlevering aannemelijk is. Dit verklaart mogelijk de aanwezigheid van tegenstrijdigheden en legendevorming. Een extra argument hiervoor heb ik al eerder beschreven, namelijk dat in het Romeinse Palestina slechts ongeveer 10% van de bevolking geletterd was en schrijven was voorbehouden aan de elite. Dit wordt bevestigd door de Bijbel zelf, bijvoorbeeld Handelingen 4:13, waar wordt vermeld dat Petrus en Johannes ongeleerd waren.

Is de belijdenis van de 500 in Korinthe 15 geen sterk bewijs voor de opstanding van Jezus?

De vroege geloofsbelijdenis van 1 Korinthe 15:3-5 wordt vaak aangehaald als sterk bewijs voor de opstanding van Jezus. Het was immers een vroege belijdenis, vroeger dan de evangeliën in ieder geval, en het kon gecontroleerd worden bij de 500 of Paulus’ geloofsbelijdenis waar was of niet.

Er zijn echter wat vragen te stellen bij deze redenering. Waarom worden de 500 getuigen bijvoorbeeld niet genoemd in de evangeliën? Paulus is de enige die dit beschrijft, en in de latere evangeliën, waar vaak wordt gesproken over bewijzen toen de discipelen twijfelden, wordt niets gezegd over de 500, ondanks dat deze evangeliën van latere datum zijn. Er wordt in de evangeliën bijvoorbeeld wel vermeld dat de twaalve getuigen zijn.

Een ander punt in de redenering die gebruikt wordt is dat er gezegd wordt dat groephallucinaties bestaan niet en dus moet er wel iets waar zijn van de belijdenis in Korinthe. Maar Maria verscheen ook aan honderden (zie dit artikel over Maria verering, waarin bijvoorbeeld verhaald wordt van 150 mensen die Maria zagen in een verschijning in 1984), en er zijn meer van dergelijke gevallen waarin groepen beweren iets te hebben gezien, ook in de Islam.

Er is consensus dat de belijdenis oud is, maar hoe moeten we begrijpen dat Jezus op de derde dag is opgestaan? In de evangeliën wordt dit begrepen als dat Jezus opstond met een voorheen gekruisigd lichaam, waardoor een lege tombe achterbleef. Echter, in de belijdenis wordt niets gezegd over een lege tombe*, wat de opstanding betekende, ook qua lichaam van Jezus. Veel vroege kerkleiders en Paulus begrepen de opstanding van Jezus niet als een opstanding in vlees en bloed. Rudolf Bultmann beweerde dat de verhalen over een lege tombe legendes zijn waar Paulus niets van wist. In deze visie is de fysieke opstanding van Jezus een latere ontwikkeling.

*Het is belangrijk op te merken dat er ook niet wordt gezegd dat Jezus werd begraven in het graf van Jozef van Arimathea. De belijdenis is geschreven in een vorm waarin de vier verklaringen over de dood corresponderen met de vier verklaringen over de opstanding. De vierde verklaring in het opstandingsdeel zegt: en hij verscheen aan Cephas. De vierde verklaring in het deel over de dood van Jezus zegt alleen: en hij was begraven. Waarom staat daar niet ‘door Jozef van Arimathea’? (zie p. 139 van “How Jesus became God”, Ehrman). Dit komt waarschijnlijk omdat de traditie over Jozef van Arimathea blijkbaar een nieuwe traditie was die pas bekend werd met het evangelie van Markus (wat later is gedateerd dan 1 Korinthe 15 en zelfs later dan alle Pauliaanse geschriften).

Een ander probleem met de lijst van getuigen is dat de vrouwen niet worden genoemd, terwijl Paulus toch zegt: en als laatste van allen verscheen Hij aan mij. Dus in de tijd dat Paulus dit schreef was nog niet bekend dat de vrouwen Jezus hadden zien verschijnen? Wat we dus hebben is dat de oude belijdenis de vrouwen niet noemt en geen lege tombe vermeldt, terwijl het oudste evangelie de ontdekking van de lege tombe beschrijft en de vrouwen wel noemt. Sommige onderzoekers denken dat beide verhalen zijn ontstaan in verschillende tradities en pas door Mattheüs of Lukas zijn samengevoegd. Over dit argument is nog veel debat, maar het is duidelijk dat het niet een argument is waar een discussie over de godheid van Jezus mee platgeslagen kan worden. Het is vaak iets complexer dan we denken.

Waarom het einde van het evangelie van Markus zo opvallend is

Het probleem met het evangelie van Markus voor de uiteindelijke samenstellers van het Nieuwe Testament was dat het ernstig tekort schoot. Ten eerste is het aanzienlijk korter dan de andere evangeliën, met slechts 16 hoofdstukken vergeleken met Matteüs (28), Lucas (24) en Johannes (21). Maar nog belangrijker is hoe Markus zijn evangelie begint en eindigt. Hij heeft geen verslag van de maagdelijke geboorte van Jezus – of eigenlijk van enige geboorte van Jezus. In feite wordt Jozef, de echtgenoot van Maria, helemaal niet genoemd in het evangelie van Markus – en Jezus wordt een “zoon van Maria” genoemd. Maar nog opmerkelijker is het vreemde einde van Markus. Er zijn geen verschijningen van Jezus na het bezoek van de vrouwen op de paasmorgen aan het lege graf!

Net als de andere drie evangeliën vertelt MarKus over het bezoek van Maria Magdalena en haar metgezellen aan het graf van Jezus vroeg op zondagochtend. Bij hun aankomst vinden ze de versperring voor de ingang van het graf verwijderd en een jonge man – let op, geen engel – vertelt hun: “Wees niet ontsteld. Jullie zoeken Jezus van Nazareth, die gekruisigd is. Hij is opgestaan; hij is hier niet. Zie de plaats waar ze hem gelegd hebben. Maar ga, zeg tegen zijn discipelen en Petrus dat hij jullie vooruitgaat naar Galilea. Daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.” En ze gingen naar buiten en vluchtten weg bij het graf, want angst en verbazing hadden hen gegrepen, en ze zeiden niets (Markus 16:6-8). En daar eindigt het evangelie eenvoudig!

Markus geeft geen verslagen van iemand die Jezus ziet, zoals Mattheüs, Lucas en Johannes later rapporteren. Volgens Markus zullen eventuele toekomstige verschijningen of “waarnemingen” van Jezus in het noorden, in Galilea, plaatsvinden, niet in Jeruzalem.

Dit oorspronkelijke einde van Markus werd door latere christenen beschouwd als zo tekortschietend dat Markus niet alleen als tweede in de volgorde in het Nieuwe Testament werd geplaatst, maar dat er verschillende eindes werden toegevoegd door redacteuren en kopiisten in sommige manuscripten om de zaak te herstellen. Het langste gefabriceerde einde, dat Markus 16:9-19 werd, werd zo gewaardeerd dat het werd opgenomen in de King James Version van de Bijbel, die de afgelopen 500 jaar door protestanten werd gebruikt, evenals vertalingen van de Vulgata, gebruikt door katholieken. Dit betekende dat het voor ontelbare miljoenen christenen heilige geschriften werden, maar het is overduidelijk vals. Controleer maar eens of de volgende verzen in de Bijbel staan die je gebruikt – de kans is groot dat ze dat zijn, aangezien de Kerk, over het algemeen, het oorspronkelijke einde van Markus als onvoldoende beschouwde.

Hier is dat vervalste einde van Markus:

Toen hij vroeg op de eerste dag van de week opstond, verscheen hij eerst aan Maria Magdalena, van wie hij zeven demonen had uitgedreven. Ze ging het vertellen aan degenen die bij hem waren geweest, terwijl ze rouwden en huilden. Maar toen ze hoorden dat hij leefde en door haar gezien was, geloofden ze het niet. Daarna verscheen hij in een andere gedaante aan twee van hen, terwijl ze naar het platteland liepen. En zij gingen terug en vertelden het aan de anderen, maar ook zij geloofden het niet. Daarna verscheen hij aan de elf terwijl ze aanlagen aan tafel, en hij berispte hen vanwege hun ongeloof en hardheid van hart, omdat ze niet hadden geloofd degenen die hem hadden gezien nadat hij was opgestaan. En hij zei tegen hen: “Ga de hele wereld in en verkondig het evangelie aan de hele schepping. Wie gelooft en gedoopt wordt, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven; ze zullen in nieuwe tongen spreken; ze zullen slangen oppakken met hun handen; en als ze enig dodelijk gif drinken, zal het hun niet schaden; ze zullen de zieken de handen opleggen, en ze zullen herstellen. Zo werd de Heer Jezus, nadat hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en ging hij zitten aan de rechterhand van God. En zij gingen overal heen en predikten, terwijl de Heer met hen werkte en het bericht bevestigde door bijbehorende tekenen

Ondanks dat dit einde overduidelijk vals is, houden mensen ervan en veroordelen conservatieve christenen tot op de dag van vandaag regelmatig “liberale” wetenschappers die deze vervalsing aanwijzen, en beschuldigen hen ervan “Gods woord” te willen vernietigen.

Het bewijs is duidelijk. Dit einde is niet te vinden in onze vroegste en meest betrouwbare Griekse kopieën van Markus. Volgens Bruce Metzger “tonen Clemens van Alexandrië en Origenes [vroege derde eeuw] geen kennis van het bestaan van deze verzen; bovendien getuigen Eusebius en Hieronymus dat de passage afwezig was in bijna alle Griekse kopieën van Markus die hun bekend waren.” [*] De taal en stijl van het Grieks zijn duidelijk niet van Markus, en het is vrij duidelijk dat de vervalser delen van de eindes van Matteüs, Lucas en Johannes (respectievelijk gemarkeerd in rood, blauw en paars hierboven) heeft genomen en eenvoudig een “correct” einde heeft gecreëerd.

Dus wat betreft het oorspronkelijke einde van Markus? De implicaties ervan zijn nogal verbazingwekkend voor de oorsprong van het christendom en het proberen te bepalen wat er echt is gebeurd op de paasmorgen. Let op de volgende implicaties.

  1. Omdat Markus ons vroegste evangelie is, geschreven volgens de meeste geleerden rond de tijd van de vernietiging van Jeruzalem door de Romeinen in 70 n.Chr., of misschien in het decennium daarvoor, hebben we sterk tekstueel bewijs dat de eerste generatie volgelingen van Jezus volledig tevreden was met een evangelie-account die geen verschijningen van Jezus rapporteerde. We moeten aannemen dat de auteur van het evangelie van Markus zijn account op geen enkele manier als ontoereikend beschouwde en dat hij ofwel doorgeeft of trouw bevordert wat hij beschouwde als het authentieke evangelie. Wat de meeste christenen doen als ze aan Pasen denken, is Markus negeren. Omdat Markus niets weet van verschijningen van Jezus als een opgewekte lichamelijke verschijning in Jeruzalem, wandelend, etend en zijn wonden tonend, zoals verteld door Matteüs, Lucas en Johannes, worden die verhalen simpelweg ingevuld om zijn vermeende tekortkoming in te vullen.
  2. Als we er echter voor kiezen om naar Markus te luisteren, die onze eerste getuige van het evangelie is, leren we iets behoorlijk verbazingwekkends. In Markus had Jezus zijn intieme volgelingen verteld na hun maaltijd: “Maar nadat ik ben opgewekt, zal ik jullie vooruitgaan naar Galilea” (Markus 14:28). Wat Markus gelooft, is dat Jezus is “opgeheven” of “opgewekt” naar de rechterhand van God en dat de discipelen hem in Galilea zouden “zien”. Markus kent geen verslagen van mensen die het opgewekte lichaam van Jezus, met wonden en al, in Jeruzalem ontmoeten. Zijn traditie is dat de discipelen hun epifanieën of “waarnemingen” van Jezus beleefden toen ze na het acht dagen durende Pesachfeest terugkeerden naar Galilea en in wanhoop terugkeerden naar hun vissen. Dit is precies wat we vinden in het Evangelie van Petrus, waarin Petrus zegt: “Nu was het de laatste dag van het Ongedesemde Brood; en velen gingen terug naar hun huis omdat het feest voorbij was. Maar wij twaalf discipelen van de Heer waren wenend en bedroefd; en ieder, bedroefd vanwege wat er was gebeurd, ging naar zijn huis. Maar ik, Simon Petrus, en mijn broer Andreas, met onze netten, gingen naar de zee. En daar was bij ons Levi van Alfeüs, die de Heer had … “Je kunt hier meer lezen over dit fascinerende “verloren” Evangelie van Petrus, maar dit einde, waar de tekst toevallig afbreekt, is zeer onthullend. Wat we hier zien, komt precies overeen met Markus. De discipelen keerden in wanhoop terug naar hun huizen in Galilea, hervatten hun werkzaamheden en beleefden pas toen hun “waarnemingen” van Jezus. Vreemd genoeg verschijnt deze traditie in een toegevoegd einde aan het evangelie van Johannes – hoofdstuk 21, waar een groep discipelen weer aan het vissen is, en Mattheüs kent de traditie van een vreemde ontmoeting op een aangewezen berg in Galilea, waar sommige van de elf apostelen zelfs twijfelen aan wat ze zien (Mattheüs 28:16-17). Het geloof dat Markus weerspiegelt, namelijk dat Jezus is “opgeheven” of opgeheven naar de hemel, komt precies overeen met dat van Paulus – die de vroegste getuige is van dit begrip van de opstanding van Jezus. Paulus vergelijkt zijn eigen visionaire ervaring opmerkelijk met die van Petrus, Jakobus en de rest van de apostelen. Dit betekent dat toen Paulus schreef, in de jaren 50 n.Chr., dit het opstandingsgeloof was van de vroege volgelingen van Jezus! Omdat Matteüs, Lucas en Johannes veel later komen en duidelijk de periode na 70 n.Chr. weerspiegelen toen alle eerste getuigen dood waren – inclusief Petrus, Paulus en Jakobus, de broer van Jezus, zijn ze duidelijk tweede generatie tradities en zouden ze geen prioriteit moeten krijgen. Markus begint zijn verslag met de zin “Het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God” (Markus 1:1). Voor hem is wat hij vervolgens schrijft, niet een gebrekkige versie daarvan die moet worden aangevuld of “gerepareerd” met latere alternatieve tradities over Jezus die verschijnt in een opgewekt lichaam in het paasweekend in Jeruzalem.

Bron: dr. James Tabor, vertaald met ChatGPT.

https://jamestabor.com/the-strange-ending-of-the-gospel-of-mark-and-why-it-makes-all-the-difference/

Meer info via Wikipedia:

Intern bewijs

Sommige deskundigen vinden vers acht een merkwaardige slotzin. Het laatste woord is het voegwoord γαρ (gar): “want”. γαρ kan echter wel een zin beëindigen, en doet dat onder meer in de Septuagint een aantal keren. Het zou wel bijzonder zijn als γαρ een verhaal afsloot.

Vers 9–20 passen nauwelijks als slot van het evangelie. De overgang van vers 8 naar vers 9 verloopt niet soepel. “Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden. (9) Toen hij vroeg op de eerste dag van de week uit de dood was opgestaan, verscheen hij eerst aan Maria uit Magdala, bij wie hij zeven demonen had uitgedreven.”

Ten tweede noemt Markus de tweemaal aangekondigde verzoening van Jezus met zijn discipelen in Galilea (Markus 14:28, 16:7) niet. Ten slotte is de constructie “Toen hij was opgestaan” anders dan de eerder gebruikte passieve “hij is opgewekt”.

De oude handschriften

In één Latijns handschrift uit ongeveer 430 vinden we het “korte einde” zonder het lange. In dit Latijnse afschrift, de “Codex Bobbiensis”, “k”, wijkt de tekst van Markus 16 op meer plaatsen af; tussen 16:3 en 16:4 vinden we een inlassing die daar Christus’ hemelvaart blijkt te bespreken, het laat het laatste gedeelte van 16:8 weg, en bevat merkwaardige fouten in zijn weergave van het “korte einde”. Andere onregelmatigheden in de “Codex Bobbiensis” doen vermoeden dat het vervaardigd is door een (over)schrijver, die niet vertrouwd was met het materiaal dat hij kopieerde.

Omdat de geschriften van de kerkvaders vanaf het laatste gedeelte van de tweede eeuw wijzen op het bestaan van handschriften van Marcus met het “lange einde”, dateert men dit meestal vroeg in de tweede eeuw.[2] De deskundigen zijn er verdeeld over of het “lange einde” geschreven is voor het evangelie, of dat het een zelfstandige tekst was, die geplakt werd op het zo abrupte einde van het evangelie. Het gegeven dat het de verhaallijn aan het slot van 16:8 niet soepel oppakt, doet het laatste vermoeden. De geleerden zijn het er niet over eens of het Evangelie volgens Marcus oorspronkelijk stopte bij 16:8 – en zo ja, of dat met opzet was – of dat hij oorspronkelijk een ander slot heeft geschreven, dat verloren is gegaan. 

Nog gedetailleerder:

Papyrus 45 is weliswaar het oudste nog bestaande handschrift met tekst van Marcus, maar hoofdstuk 16 is zwaar beschadigd en heeft geen leesbare tekst meer. De laatste twaalf verzen, 16:9-20, ontbreken in twee 4e-eeuwse handschriften, de Codex Vaticanus en de Codex Sinaiticus; dit zijn de oudste handschriften met het gehele boek Marcus. Codex Vaticanus heeft een lege kolom na het einde van 16:8 en plaatst kata Markon, “volgens Marcus.” Er zijn nog drie andere blanco kolommen in de Vaticanus, alle in het Oude Testament, maar dat lijkt het gevolg van toevalligheden bij de vervaardiging van de codex – verandering van grootte van de kolommen, andere overschrijvers, en de witte bladzijde tussen Oude en Nieuwe Testament. Ze zijn alle drie het gevolg van toevallige omstandigheden, maar die witte ruimte tussen Marcus 16 en Lucas 1 is opzettelijk geplaatst. Er is wel geopperd dat een voorloper van de Codex Vaticanus ooit de westerse volgorde van de evangeliën had (Matteüs, Johannes, Lucas, Marcus), maar dat verduidelijkt niet, waarom een kopiërende schrijver opnieuw zo’n witte plek open zou laten als het niet meer functioneel is. De Codex Sinaiticus eindigt met 16:8 en euangelion kata Markon, “evangelie volgens Marcus”. De hoofdstukken van Marcus 14:54 tot aan Lucas 1:56 zijn door een andere kopiist geschreven. Tot aan 15:19 worden de letters dicht op elkaar geschreven; daarna worden de letters uitgerekt, om te vermijden dat er een lege plek ontstaat. Een ander handschrift, minuskel 304 (12e eeuw) mist de laatste twaalf verzen.

De groep handschriften die bekendstaat als Familie 1 en anderen zetten nog een aantekening bij Marcus 16:9–20, dat sommige afschriften de verzen niet hebben. De Codex Regius (Nieuwe Testament) geeft het korte slot na 16:8, waarna de verzen 9-20 volgen. In de groep handschriften die bekendstaat als Family K1 ontbreken bij de tekst van Marcus 16:9-20 de indeling in paragrafen aan de rand en de titels er boven Marcus 16:9–20 wordt in zijn traditionele vorm aangetroffen in ongeveer 10-15 uncialen, waarvan de oudste de Codex Alexandrinus is, en in alle onbeschadigde minuskels. De meeste tekstcritici staan een beetje sceptisch tegenover de bewijskracht van al die middeleeuwse minuskels die allemaal zo veel op elkaar lijken. 16:9-20 ontbreekt in meer dan 100 Armeense handschriften en de twee oudste Georgische handschriften. De Armeense vertaling dateert van 411-450; en de Georgische is afhankelijk van deze versie. Eén Armeens handschrift uit 989 heeft een aantekening bij 16:8 en 16:9: “Ariston eritzou”, dat wil zeggen ‘Door Ariston de oudste/priester’. Ariston of Aristion is bekend van een oude traditie (doorgegeven door Papias en anderen) als medewerker van Petrus en als bisschop van Smyrna in de eerste eeuw.

Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Marcus_16>

Funk, Robert W. and the Jesus SeminarThe acts of Jesus: the search for the authentic deeds of Jesus. HarperSanFrancisco. 1998. “Empty Tomb, Appearances & Ascension” p. 449-495.

Was Jezus God? Stond Hij echt op uit de dood? Of is legendevorming misschien een realistischere verklaring?

Een kernvraag over het christendom voor mij draait om de goddelijkheid en opstanding van Jezus. Want als Hij niet is opgestaan en geen God is, zoals Paulus ook beweert, dan is het geloof tevergeefs, en is er geen opstanding en dus geen hoop na dit leven. Mijn twijfel over de opstanding en goddelijkheid van Jezus ontstond geleidelijk door de volgende punten:

  • De verslagen van Jezus’ missie, met name zijn arrestatie en kruisiging (Goede Vrijdag), komen vrij goed overeen tussen de evangeliën, en zijn gedetailleerd door een bijna uur per uur verslag weergegeven in alle evangeliën. De opstandingsverhalen daarentegen bieden een chaotischer en naar mijn idee zelfs tegenstrijdig beeld. Lukas is bijvoorbeeld de enige die de hemelvaart vermeldt terwijl het toch wel een significante gebeurtenis is binnen het Christendom. In Markus is er geen opgestane Jezus, (hoewel het graf wel leeg is en de engel vertelt dat Jezus is opgestaan). Er staat een mysterieuze boodschap om naar Galilea te gaan (in de oudste geschriften ontbreekt Mk 9-20, zie dit artikel). In Mattheüs (28:7/10) vertelt Jezus beide Maria’s dat ze de discipelen moeten instrueren om naar Galilea te gaan, waar ze Hem zullen zien. Ze zien Hem daar op een berg in Galilea (vers 16), maar er is geen hemelvaart. En dan (en dit is een opmerkelijke tegenstelling) zegt Jezus in Lukas 24 tegen de discipelen dat ze in Jeruzalem moeten blijven (“blijft gij in Jeruzalem” (v. 49)), en dat doen ze tot het einde van het evangelie (v. 52), zonder enige indicatie of zelfs mogelijkheid dat ze ooit in Galilea zijn geweest (i.v.m. eerdere beschrijvingen en ontmoeting met Emmausgangers*). Een ander voorbeeld van een tegenstrijdigheid is de dag op welke Jezus stierf? Markus plaatst het op Pesach, terwijl Johannes aangeeft dat het de dag voor Pesach was. Hoewel er veel onderzoek is gedaan naar deze tegenstrijdige verslagen, is het moeilijk te ontkennen dat de evangeliën elkaar hierin tegenspreken, en dat is significant gezien de buitengewone aard van de opstanding en de wens naar consistente getuigenverklaringen (een rechter wordt ook argwanend als twee getuigen tegenstrijdige feiten noemen).
  • Het is bijzonder dat juist de herinneringen aan de opstanding zo tegenstrijdig en verwarrend zijn. Hoe kan dit, terwijl de opstanding zo onvergetelijk zou moeten zijn?
  • In de evangeliën vinden we veel historisch erg onwaarschijnlijke elementen, zoals de duisternis van drie uur midden op de dag en de opstanding van heiligen. Volgens Mattheüs (27:53) verschenen de opgestane heiligen zelfs “aan velen”. Deze uiterst opmerkelijke gebeurtenissen worden echter niet bevestigd door enige bron buiten de evangeliën, terwijl dit wel logisch was geweest gezien de vermoedelijke aandacht die ze zouden hebben getrokken.
  • Er lijkt sprake te zijn van ontwikkeling in zowel de evangeliën als de theologie over de goddelijkheid van Jezus. Zie bijvoorbeeld onderstaande grafiek:
Toename in materiaal over de periode na de opstanding. De telling van het aantal woorden heb ik gedaan door de Nederlandse Statenvertaling te gebruiken.
Toename in materiaal over de periode na de opstanding. De telling van het aantal woorden heb ik gedaan door de Nederlandse Statenvertaling te gebruiken.
  • In deze grafiek zien we dat het aantal woorden, het aantal verschijningen en het aantal fysieke bewijzen geleidelijk toeneemt naarmate het evangelie ouder wordt. Dit lijkt sterk te wijzen op (legende) ontwikkeling. Hoewel dit idee van meer zuivere, primitieve evangeliën naar meer ontwikkelde al in de 19de eeuw een belangrijk idee was en onderzoekers tot op de dag vandaag er allerlei argumenten tegen inbrengen is de trend opvallend. Het belangrijkste tegenargument is denk ik dat de brieven van Paulus, die ouder zijn (51-58 CE), Jezus al als God zien en theologisch erg ontwikkeld zijn, hoewel Paulus de opstanding wel als geestelijk/met een hemels lichaam lijkt te zien i.t.t. evangelieschrijvers, waar Jezus vaak opgestaan lijkt te zijn met een aards lichaam (1 Korinthe 15:42-44, hier kom ik hieronder op terug). Paulus schrijft dit al voor Markus. Ook is Paulus meer een filosoof en beweegt hij zich in andere kringen dan de evangelie schrijvers. Een ander recent tegenargument komt van Geurt Henk van Kooten, hoogleraar aan de universiteit van Cambridge, omdat hij beredeneert dat Johannes een ouder evangelie is. Dit omdat er in Johannes 5 in de tegenwoordige tijd wordt gesproken over een badhuis met 5 zuilen, terwijl dat tijdens de vernietiging van Jeruzalem in 70 CE vernietigd is. Daarom zou Johannes voor 70 CE geschreven moeten zijn, zeker omdat de taalkundige formule van ‘er is.. op een bepaalde plaats’ in geschriften van die tijd altijd duidt op iets dat er op dat moment van schrijven ook daadwerkelijk stond. Toch is volgens vakgenoten een tekst een smalle basis om te overtuigen: “Als je de tijdsaanduiding zo belangrijk vindt als Van Kooten, wat moet je dan met de mededeling verderop dat Betanië dichtbij Jeruzalem was?”, zegt nieuwtestamenticus Sam Janse in Trouw. “Bestond dat toen niet meer?” Ook zijn er andere teksten die wel wijzen op dat Johannes ‘nieuwer’ is. Bijvoorbeeld dat mensen die Jezus als Messias belijden de synagoge worden uitgegooid. “Dat is toch van na het jaar 70, uit de tijd dat kerk en synagoge uiteen gingen?”, aldus Janse. Ook Riemer Roukema, emeritus hoogleraar Nieuwe Testament, is niet om zoals zijn citaat in hetzelfde Trouw artikel bewijst. “Van Kooten wijst op de tegenwoordige tijd: het badhuis was er niet, het is er. Maar dat kan ook komen doordat Johannes een oudere bron heeft gebruikt die hij onveranderd in zijn tekst opnam. Of hij deed wat we allemaal wel doen: we vertellen over vroeger alsof het nu is, om je verhaal te verlevendigen.” Een moeilijk punt voor de theorie dat Johannes ouder is en mogelijk geschreven door een directe ooggetuige (want dat is dan het vervolg argument dat vaak gemaakt wordt) is ook dat het sowieso de apostel zelf niet kan zijn geweest die het schreef omdat de apostelen volgens de Bijbel zelf ongeletterde mensen waren (Handelingen 4:13).
  • Ook al klopt het idee van eerst zuivere evangeliën naar steeds ontwikkeldere evangeliën en ideeën over de godheid van Jezus niet, dan nog zijn de enige relatief recente bronnen de brieven van Paulus, gedateerd vanaf ongeveer 50 na Christus, en de evangeliën die rond 70 na Christus zijn geschreven. Dit betekent dat ze nog steeds minstens 20 tot 40 jaar na de vermeende opstanding van Jezus (30-33 na Christus) zijn ontstaan, waardoor er voldoende tijd was voor het ontstaan van mogelijk onnauwkeurige verhalen en legendes. We hebben namelijk vrijwel geen inzicht in wat er is gebeurd in de jaren tussen de dood van Jezus en het verschijnen van de brieven en evangeliën. We weten daarnaast dat verhalen snel opgeblazen kunnen worden vooral in een tijd waarin zaken niet gemakkelijk te verifiëren waren en velen niet bijzonder sceptisch waren getuige het vele bijgeloof.
  • Paulus lijkt een andere visie te hebben op de opstanding dan Marcus (de twee oudste bronnen). Zoals ik eerder al schreef ziet Paulus een opstandingslichaam meer als geestelijk: “Zo zal het ook zijn met de opstanding van de doden. Wat gezaaid wordt in vergankelijkheid, verrijst in onvergankelijkheid; wat gezaaid wordt in oneer, verrijst in heerlijkheid; wat gezaaid wordt in zwakheid, verrijst in kracht; een natuurlijk lichaam wordt gezaaid, een geestelijk lichaam verrijst” (1 Korintiërs 15:42-44). In Marcus gaat het over een leeg graf. Hoewel de andere evangeliën minder relevant zijn omdat die vaak gebaseerd zijn op Marcus en zelfs zijn verhaal niet iets mooier vertellen, zien we hierin ook elementen dat Jezus zijn handen toont of brood breekt om zijn fysiekheid aan te tonen. Soms staat hij bijvoorbeeld ook plotseling in het midden van de groep discipelen verschijnt, en lijkt niet herkent te worden, maar dat is in evangeliën die nieuwer zijn dan Marcus. Hoewel een transformatie visie dan nog zou kunnen, waarin Jezus zowel een fysiek opgestaan lichaam heeft als een hemels lichaam, vind ik dat al aardig richting mental gymnastics gaan en is het betrouwbaarder de twee oudste bronnen met elkaar te vergelijken. De vraag door deze verschillen in opstandingstheologie is hoe betrouwbaar onze oudste bronnen/getuigen eigenlijk zijn?
  • Een andere vraag over de betrouwbaarheid van de getuigen heeft te maken met collaborative storytelling: praktijkcasussen hebben aangetoond dat als getuigen met elkaar praten de getuigenissen ver van de waarheid af kunnen komen te staan (Vgl. W.A. Wagenaar & H. Crombag, The Popular Police and other cases (AUP, 2005). In het geval van de evangelie schrijvers geld dit ook omdat de verhalen constant besproken zijn over tientallen jaren en deels op dezelfde verhalen gebaseerd zijn.
  • Eerst vond ik het moeilijk te geloven dat legende ontwikkeling plaatsvindt, totdat ik ontdekte dat dit sowieso gebeurt. In het apocriefe evangelie van Petrus staat bijvoorbeeld dat tijdens de opstanding van Jezus een hele troep soldaten de wacht hield, evenals de Joodse schriftgeleerden, en dat zij allemaal zagen dat drie personen uit het graf kwamen, met hoofden tot in de hemel en het kruis sprekend. Tegenwoordig gelooft niemand dit. Dit apocriefe evangelie dateert van het begin tot het midden van de tweede eeuw (ca. 100 tot 130 CE). Legendes kunnen dus vrij snel ontstaan. Dit evangelie bevindt zich ongeveer op dezelfde afstand van Johannes (95 CE) als het evangelie van Markus (70 CE) van de werkelijke gebeurtenissen rond Jezus.
  • Ook vind ik het opvallend dat Markus zoals wij dat in de Statenvertaling zien, niet het einde heeft dat het eigenlijk had in de oudste manuscripten (zie dit artikel).
  • Een ander punt van twijfel over de goddelijkheid van Jezus is dat Hij sterk leek te geloven dat Hij (of de Zoon des mensen) en zijn koninkrijk spoedig (binnen een generatie) terug zouden komen op aarde. Voor veel teksten zijn oplossingen bedacht, maar voor Mattheüs 24:34 lijkt dit onmogelijk. **

Waarom de vraag of Jezus echt opstand uit de dood en of Hij God is voor mij uitdagende vraag is? Ik wil er heel zeker van zijn dat mijn geloof waar is. Als het verhaal van Jezus als God waar is dan is het van het grootste belang. Dan zou ik de hele wereld willen overtuigen van de goddelijkheid van Jezus. Hij is dan de enige waar het allemaal om draait in de wereld (Lewis). Maar om hier volledig op te vertrouwen, wil ik wel dat het een betrouwbaar verhaal is. Net zoals je bij het kopen van een auto wilt weten of het een goede auto is, of wanneer een wetenschapper test of een bepaalde hypothese waar is, wil je overtuigende argumenten en een consistent verhaal. In dit geval wordt van je gevraagd iets buitengewoons te geloven: de Zoon van God komt naar de aarde om uiteindelijk aan het kruis te sterven en weer op te staan (waarbij je je sowieso kunt afvragen waarom God het op deze manier wilde: als Hij God is, zou Hij veel eenvoudigere, duidelijkere methoden kunnen gebruiken die zouden leiden tot veel meer verheerlijking van God. Maar dan zet ik mezelf op de stoel van God). Alleen al het percentage mensen dat is opgestaan maakt duidelijk dat het echt een bijzondere claim is. Zelfs als we de Bijbel geloven is dit percentage erg laag, zoals deze berekening van Bart Klink van www.deatheist.nl laat zien: stel dat er 1.000 mensen zijn opgestaan en je deelt dit door de naar schatting 117 miljard mensen die geleefd hebben, dan kom je uit op een percentage van 0,00000085% van de mensen die zijn opgestaan. Het feit dat het zo’n bizar geloof is, betekent dat het niet vreemd is dat we een degelijke onderbouwing willen toch (de Sagan standaard: Extraordinary claims require extraordinary evidence)? Ik denk ook dat God graag zou willen dat we hier grondig onderzoek naar doen, want anders zou onze keuze vooral afhangen van onze opvoeding, gezien het feit dat de meeste mensen blijven geloven in wat hun ouders geloofden.

Dat ik hieraan twijfel is overigens niet vreemd. Er was ook veel twijfel onder de discipelen. Zie bijvoorbeeld in Handelingen 1:3: Jezus toonde hen met vele tekenen dat hij leefde (Waarom? Het is toch meteen duidelijk of iemand leeft of niet?). In Mattheüs 28:17 twijfelen sommige discipelen, maar waarom als hij recht voor ze staat? In Johannes moet hij zijn handen tonen (20:20). Dus op zijn minst herkennen de discipelen Hem niet heel goed, wat ook al opmerkelijk is gezien ze jaren met Hem doorgebracht hebben.

Het feit dat de gemiddelde kerkganger (in mijn bubbel uiteraard) over deze discussie vrij weinig lijkt te (willen) weten, vind ik opmerkelijk. We zijn wel druk bezig met hoe we door Jezus gered kunnen worden, maar we hebben eigenlijk geen goede argumenten voor waarom hij zo goddelijk is als vaak wordt gedacht. Sterker nog, als ik hierover vragen stel aan mensen, wordt de sfeer direct gespannen of krijg ik boze e-mails/reacties, zelfs van theologen die hier expert in zijn. Dat maakt mij alleen maar wantrouwender. Waarom zouden we niet gewoon de feiten mogen onderzoeken en zoeken naar wat waar is of niet?

Er zijn natuurlijk nog veel meer vragen en argumenten, zoals bijvoorbeeld de belijdenis van de 500 in 1 Korinthe 15 (zie dit artikel). Maar als ik uit hypotheses moet kiezen, denk ik dat er meer argumenten zijn om voor de hypothese te kiezen dat er legendevorming rondom de opstanding en misschien ook verdere persoon van Jezus heeft plaatsgevonden, dan voor de hypothese dat Hij de Almachtige Zelf was. Daarbij ontken ik zeker niet dat hij (bijna) bovenmenselijke wijsheden verkondigde en daarvoor heeft willen lijden tot in de dood.

*Hieronder mogelijke oplossingen van de Galilea-Jeruzalem-tegenspraak en mogelijke weerleggingen.

  • Zien de discipelen Jezus in Galilea (Mt, Mk) of in Jeruzalem (Lk, Jh):
    • Mattheüs 28:7/10: Jezus verteld beide Maria’s dat ze de discipelen moet instrueren om naar Galilea te gaan waar ze Jezus zullen zien. Ze zien Hem daar op een berg in Galilea (vers 16).
    • Markus 16: één engel zegt dat ze naar Galilea moeten gaan. Het tweede deel van Markus 16 is vervolgens niet aanwezig in de oudste gevonden manuscripten. Daarin staat dat Jezus aan de elve verschijnt, maar niet op welke locatie en dat Hij naar de hemel is gegaan na met hen gesproken te hebben.
    • Lukas 24: meerdere vrouwen, 2 mannen in blinkende klederen (engelen?), de discipelen geloven de vrouwen niet. Petrus die naar het graf gaat. Op dezelfde opstandingsdag verschijnt Jezus aan de 2 Emmausgangers (v. 13). Na die verschijning, kort na het avondeten, (dezelfde ure, v. 33), gaan de 2 emmausgangers naar Jeruzalem. Terwijl de discipelen en de emmausgangers praten (v. 36) verschijnt Jezus: Hij zegt dat ze in Jeruzalem moeten blijven (“blijft gij in Jeruzalem”(v. 49)), en dat doen ze tot het eind van het evangelie (v. 52). Hij stijgt daar ook op in Bethanie, in de buurt van Jeruzalem. In Handelingen blijven ze zeker 40 dagen in Jeruzalem en nog langer, totdat vervolging hen uit Jeruzalem drijft.
    • Johannes 20: Een enkele Maria, zag den steen weggenomen, gaat naar Petrus en waarschijnlijk Johannes. Ze verteld dat de Heere Jezus weggenomen moet zijn. Dan gaan de discipelen mee en weer terug naar huis. Dan ziet Maria twee engelen, en achter haar staat Jezus. Op diezelfde dag verschijnt Jezus aan de discipelen (het moet in Jeruzalem zijn omdat 80 mijlen (minimaal 120 km: Jerusalem naar Tiberias) naar Galilea lopen niet kan in die tijd) verschijnt Jezus.  Dan sluit hoofdstuk 20 af met de geschiedenis van Thomas, en dat meer wonderen niet beschreven worden (vers 30), maar vervolgens vertelt hoofdstuk 21 nog een verschijning Jezus aan de zee van Tiberias (in Galilea!). Icm de andere stijl denken Bijbelwetenschappers dat dit laatste stuk later toegevoegd is.
      • Oplossingen:
        • 1. eerst ontmoeten ze Jezus in Galilea en vervolgens in Jeruzalem, waar ze dan vervolgens moeten blijven. Makes no sense: Waarom zijn ze dan verrast als ze Jezus zien, terwijl ze hem al gezien hadden in Galilea?
        • 2. Ze zagen Jezus tussen Lukas 24:43 en 44 in Galilea. Makes no sense: het is moeilijk te geloven dat Jezus de vrouwen bij de tombe zegt ga naar Galilea, en daar zullen ze me zien, maar dat hij eigenlijk bedoelt: ga naar Galilea waar ze mij zullen zien, maar eigenlijk zullen ze me eerst zien in Jeruzalem en dan pas in Galilea. Mattheus en Markus lijken dit af te schilderen als de eerste keer dat ze Jezus gaan zien. Bovendien ontmoet Jezus de Emmausgangers op dezelde dag als hij opgewekt is en ziet de elve in Jeruzalem op dezelfde dag. 

** Jezus’ terugkomst in de huidige generatie:

Volgens mij is het echt een probleem dat Jezus denkt dat de Zoon des mensen al heel gauw terug gaat komen. Zie bijvoorbeeld Mattheüs 10:23: Jezus voorspelt dat voordat de discipelen hun reis door Israël afgemaakt hebben de Zoon des mensen terugkomt. De verklaring van de tempelvernietiging in het jaar 70 na Christus is zwak, omdat deze tekst niets vermeldt over oordeel, alleen dat Jezus komt!

Ook door Paulus wordt over een spoedige terugkomst gesproken; mensen moesten maar niet meer gaan trouwen daarom! 1 Thessalonicenzen kalmeert bijvoorbeeld de christenen die verward waren omdat sommige leden gestorven waren voordat Jezus kwam. Kregen zij de beloning niet van Jezus in zijn tweede komst? Paulus schrijft daar dat de doden als eerste zullen opstaan, zodat zij ook de beloning zouden krijgen. Hij schrijft ook dat ze constant gereed moeten zijn omdat Jezus zomaar kan komen.

Het was heel duidelijk dat deze Goddelijk geinspireerde personen (Jezus, Paulus) dachten dat het einde heel nabij was.