De Bijbel, het fundament van het christelijke geloof, bevat veel teksten die betrekking hebben op mentale gezondheid en gedrag. In de tijd waarin de Bijbel werd geschreven, bestonden er echter geen wetenschappelijke inzichten over het menselijk brein en de werking ervan. Deze lacune in kennis leidde tot opvattingen die in het licht van moderne neurowetenschappelijke ontdekkingen als verouderd en zelfs onjuist worden beschouwd. In dit artikel vraag ik me af of de Bijbelse interpretaties van psychische problematiek, zoals gedemonstreerd door Jezus’ genezingen, voortkomen uit een verkeerd begrip van de menselijke geest en het brein – een misverstand dat zelfs vandaag de dag nog leeft in sommige christelijke gemeenschappen.
Jezus en Zijn mogelijke verkeerde interpretatie van psychische problematiek
In de Bijbel wordt psychologische problematiek regelmatig toegeschreven aan demonische bezetenheid of andere bovennatuurlijke invloeden. Dit komt duidelijk naar voren in passages zoals Mattheüs 17:14-20, Marcus 9:14-29 en Lucas 9:37-43, waar Jezus mensen geneest van wat destijds werd gezien als demonische invloeden. De symptomen die in deze Bijbelverhalen worden beschreven, zoals oncontroleerbare schokken en aanvallen, zouden tegenwoordig waarschijnlijk gediagnosticeerd worden als neurologische aandoeningen zoals epilepsie of psychose. Die waarschijnlijkheid kan aangetoond worden door de illustratie van recente casussen waarin mensen eerst gediagnosticeerd werden als bezeten met demonen, waarvan later bleek dat er iets neurobiologisch achter zat, zie onder andere:
Anneliese Michel (Duitsland, 1970s)
Aanvankelijke interpretatie: Anneliese Michel, een jonge vrouw uit Duitsland, vertoonde extreem gedrag: ze sprak in vreemde stemmen, toonde afkeer van religieuze symbolen en had aanvallen. Haar familie en priesters concludeerden dat ze bezeten was door demonen. Dit leidde tot een reeks exorcismen die uiteindelijk fataal voor haar werd.
Latere medische verklaring: Na haar dood werd vastgesteld dat Anneliese leed aan epilepsie van de temporale kwab, een aandoening die hallucinaties en religieuze obsessies kan veroorzaken. Bovendien is het aannemelijk dat ze leed aan psychose of schizofrenie, verergerd door haar geloof in bezetenheid en de stress van de exorcismen. Dit tragische geval wordt vaak aangehaald als een waarschuwing tegen het negeren van medische hulp bij vermeende bezetenheid.
Clara Germana Cele (Zuid-Afrika, 1906)
Aanvankelijke interpretatie: Clara, een 16-jarig meisje, zou vreemde talen hebben gesproken, onmenselijke geluiden hebben gemaakt en ongebruikelijke fysieke kracht hebben getoond. Religieuze figuren verklaarden dat ze door een demon was bezeten en voerden een exorcisme uit.
Mogelijke medische verklaring: Hoewel er minder medische documentatie beschikbaar is, suggereren moderne analyses dat haar symptomen consistent zijn met een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) of mogelijk een psychotische episode, beide aandoeningen die kunnen leiden tot gedrag dat lijkt op klassieke bezetenheidssymptomen.
Michael Taylor (Verenigd Koninkrijk, 1974)
Aanvankelijke interpretatie: Michael Taylor, een normaal kalme en religieuze man, vertoonde plotseling gewelddadig gedrag en beweerde dat een demon in hem zat. Tijdens een exorcisme werd gezegd dat meerdere demonen uit hem werden verdreven, maar niet allemaal. Kort daarna pleegde hij een brute moord op zijn vrouw.
Latere medische verklaring: Taylor bleek te lijden aan een ernstige psychotische episode. Zijn religieuze overtuigingen en de stress van het exorcisme verergerden zijn toestand. Het incident wordt nu vaak gezien als een combinatie van mentale ziekte en sociale factoren, waaronder de invloed van een religieuze gemeenschap.
“Julia” (VS, 2000s)
Aanvankelijke interpretatie: Een vrouw met de pseudoniem “Julia” werd door priesters en psychiaters onderzocht vanwege “onverklaarbare” gebeurtenissen, zoals objecten die zouden bewegen en stemmen die haar gedachten leken te beïnvloeden. Een katholieke exorcist concludeerde dat ze bezeten was.
Medische verklaring: Psychiaters ontdekten dat Julia leed aan een combinatie van schizofrenie en persoonlijkheidsstoornissen. Haar overtuiging dat ze bezeten was, werd versterkt door haar religieuze opvoeding en omgeving.
Bijbelse glossolalie (spreken in vreemde talen)
In gevallen waarin mensen tijdens een vermeende bezetenheid onbekende of vreemde talen spreken, wijst onderzoek vaak op neurologische aandoeningen zoals:
Slaapverlamming: Gecombineerd met hallucinaties kan dit een gevoel van externe controle of “bezetenheid” geven.
Temporale kwab epilepsie: Dit kan religieuze obsessies of ervaringen veroorzaken die als mystiek of demonisch worden geïnterpreteerd.
Heksen
Aanvankelijke interpretatie: Veel van de vrouwen die in de vroegmoderne tijd als heksen werden bestempeld, vertoonden gedrag dat destijds als abnormaal of bedreigend werd gezien, zoals ongebruikelijke medische kennis, afwijkend sociaal gedrag, of het ervaren van hallucinaties en aanvallen.
Medische verklaring: In retrospect kan een groot deel van dit gedrag verklaard worden door neurologische of psychologische aandoeningen zoals epilepsie, psychose, of hysterie. Ook speelden culturele en sociale factoren een grote rol, zoals angst voor het onbekende en misogynie.
Konden neurobiologische factoren op z’n minst een rol spelen? Hiermee is niet gezegd dat alle gevallen van mogelijke demonische bezetenheid geheel verklaart zijn. Maar het geeft te denken dat er ook neurobiologische verklaringen zijn. Zou van sommige casussen in de tijd van Jezus ook niet kunnen gelden dat er neurobiologische factoren een rol speelden?
De mogelijke misinterpretatie van psychische aandoeningen als demonische bezetenheid was niet uniek voor de tijd van Jezus, maar weerspiegelt een diepgewortelde onwetendheid over de werking van het brein. Jezus, als volgens de christelijke leer alwetende God, zou echter de oorzaken van dergelijke aandoeningen moeten hebben begrepen, toch? Als Hij werkelijk alles wist, waarom begreep Hij dan niet wat we nu weten over neurologische aandoeningen? En wat zegt dat over zijn goddelijkheid?
Het is duidelijk dat de Bijbel een beperkt begrip van het brein en de geest reflecteert, wat de oorzaak is van de demonisering van psychische aandoeningen die in die tijd wijdverspreid was. Jezus genas bijvoorbeeld een jongen in Marcus 9:14-29 die leed aan symptomen die we vandaag als epilepsie zouden herkennen, maar in die tijd werden gezien als een demonische bezetenheid. Dit roept de vraag op waarom Jezus, als alwetende God, deze aandoening niet correct begreep als een neurologisch probleem.
De rol van de huidige kerk: stroman maken van hersenwetenschap en exorcisme
Hersenwetenschap belachelijk maken of zijn er andere verklaringen voor gedragsverandering? Behalve dat dit bij mij voor fundamentele vragen stelt, waar ik later op terug kom, vind ik ook dat de huidige kerk/dominees voorzichtig moeten zijn met uitspraken over hersenwetenschap. In een recent voorbeeld, gepresenteerd in een video hier te bekijken, stelt een dominee dat mensen veranderen door de invloed van de Heilige Geest. Hij lijkt daarmee te denken voldoende antwoorden te hebben op onderzoek van hersenwetenschappers als Dick Swaab. Hij staat daar duidelijk boven. Zijn retorische vragen en beweringen klinken overtuigend, maar de dominee maakt gebruik van anekdotisch bewijs, waarbij hij min of meer beweert dat gedragsveranderingen spiritueel van aard zijn en hij doet net of onderzoekers niet erkennen dat verandering kan plaatsvinden. Dit is een stroman-argument, aangezien neurowetenschappers zoals Dick Swaab wel degelijk erkennen dat gedragsverandering bijvoorbeeld in reactie op omstandigheden mogelijk is, maar zij leggen de oorzaak ervan bij neurologische en biologische processen in plaats van spirituele krachten. Persoonlijk vind ik het lastig dat de dominee een beetje belachelijk lijkt te doen over de hersenwetenschappers, terwijl ‘de’ kerk naar mijn idee, en zoals ik me ook in dit artikel afvraag, mogelijk een schadelijke rol heeft gespeeld in het begrijpen en behandelen van neurologische aandoeningen.
Verandering bij kerkmensen: andere, soms zelfs nadelige verklaringen Daarnaast is het belangrijk te kijken naar de rol van de sociale omgeving van de kerk, waarin ik soms ook kwalijke invloeden heb gezien. Verandering kan ook voortkomen uit sociale druk en groepsdynamiek, niet alleen uit spirituele invloed. In veel kerkelijke gemeenschappen wordt de nadruk gelegd op het naleven van normen en het aanpassen van gedrag om erbij te horen. Dit kan leiden tot gedragsverandering, en zeker niet altijd om de juiste redenen. In plaats van psychologische groei en zelfreflectie, kan deze sociale druk ervoor zorgen dat mensen zich anders gaan gedragen om aan de verwachtingen van de gemeenschap te voldoen.
In kerken (ook in andere situaties uiteraard) kan er daardoor soms een onterechte prestatiedruk ontstaan. Leden worden bijvoorbeeld aangespoord met uitspraken als “de Heer vraagt het van je” om meer te doen voor de kerk (bijvoorbeeld ouderling worden), harder te werken en betere mensen te worden. Dit kan leiden tot gevoelens van schuld, stress en zelfs burn-out, omdat het niet mogelijk is om altijd te voldoen aan de onrealistische normen die door de gemeenschap worden gesteld. Het is belangrijk om te erkennen dat deze gedragsverandering door sociale druk dus niet altijd het werk van de Heilige Geest is, maar een gevolg van externe invloeden die psychologisch veel invloed kunnen hebben. Hierbij ontken ik zeker niet dat de kerk op veel mensen ook hele goed invloeden heeft, en bijvoorbeeld troost en gemeenschap bied.
Daarbij komt dat er soms een stigma ligt op psychische zwaktes, je zou eigenlijk sterk en geduldig moeten zijn als gelovige bijvoorbeeld. Een labiele gelovige, kan dat wel? Hij/zij krijgt toch kracht van de Heer? Ook in andere situaties geld dat er soms een stigma is, omdat zwak zijn nu eenmaal moeilijk is in een vaak competitieve wereld. Maar in de kerk is de combinatie met een geloof wat zou moeten ondersteunen, soms extra moeilijk omdat het de lat nog hoger legt. Soms zorgen deze psychische kwalen ervoor dat mensen nog harder hun heil zoeken in bijvoorbeeld obsessief bezig zijn met geloof, terwijl ze psychische/psychiatrische hulp nodig hebben.
De spirituele verklaring van psychische aandoeningen: gevaren van exorcisme en onwetenschappelijke overtuigingen
Het probleem wordt verder versterkt in sommige christelijke gemeenschappen die geestelijke of demonische invloeden nog steeds beschouwen als de oorzaak van psychische aandoeningen zoals depressie, angststoornissen of zelfs schizofrenie. In plaats van medische hulp te zoeken, worden mensen regelmatig doorverwezen naar de dominee voor gebed, of zelfs voor een exorcisme, wat in extreme gevallen gevaarlijk kan zijn.
Een schrijnend voorbeeld komt uit Zuid-Amerika, waar een meisje werd onderworpen aan een exorcisme-ritueel waarbij men probeerde een “demon” uit haar lichaam te drijven door haar met vuur te branden. Dit leidde tot ernstige verwondingen en de dood van het slachtoffer. Zulke praktijken, hoewel extreme, zijn niet zeldzaam. Ze zijn het gevolg van het niet erkennen van psychische stoornissen als medische aandoeningen en het vasthouden aan verouderde, spirituele verklaringen voor wat brein- of geestproblemen betreft. Het negeren van wetenschappelijke kennis over psychische aandoeningen en het blijven verwijzen naar demonische invloeden in plaats van naar psychiaters of psychologen is niet alleen schadelijk voor de betrokkenen, maar kan ook levensbedreigend zijn. Het schadelijke zit hem onder andere in het demoniseren: psychische kwalen worden soms als teken van ‘slechtheid’ gezien door die demonen, in plaats van dat het slachtoffer er niets aan kan doen omdat het simpelweg zijn/haar brein is.
Jezus en Demonenuitdrijving
Laat ik terugkeren van de huidige kerk, naar de waarschijnlijke oorsprong van hoe de huidige kerk tegen psychische aandoeningen en gedrag aankijkt: Jezus en de Bijbel. Ik denk dat wat de dominee in het hierboven aangehaalde filmpje zegt, of zelfs het exorcisme, en misschien ook christelijke visies op de menselijke ziel gebaseerd of geïnspireerd zijn op hoe er in de Bijbel over dit soort thema’s geschreven wordt. Om dit wat concreter te maken kom ik terug op hoe Jezus omging met zeer waarschijnlijk neurologische aandoeningen. Ik som daarvoor de volgende Bijbelverzen op, waarin wordt beschreven hoe Jezus demonen uitdrijft:
Mattheüs 8:28-34: Jezus drijft demonen uit twee mannen in Gadara en stuurt de demonen in een kudde varkens.
Mattheüs 17:14-18: Jezus geneest een jongen die lijdt aan een demonische bezetenheid; waarschijnlijk een epileptisch aandoening.
Marcus 5:1-20: Jezus drijft een demon uit een man die tussen de graven leeft en hem “Legioen” noemt.
Lucas 8:2: Jezus geneest Maria Magdalena van zeven demonen.
Lucas 9:37-43: Jezus geneest een jongen met een demon die hem in waarschijnlijk epileptische aanval stort.
Deze passages illustreren dat demonen werden gezien als de oorzaak van psychische stoornissen. Tegenwoordig zouden we deze symptomen waarschijnlijk diagnosticeren als epilepsie, schizofrenie of andere neurologische aandoeningen. En daar wil ik nu naar gaan kijken, wat de neurowetenschappen zeggen over hoe gedrag veroorzaakt wordt, en hoe het brein daarin vaak meer verantwoordelijk is, dan bovennatuurlijke krachten. Daarbij wil ik wel de kanttekening maken dat ook de hersenwetenschap niet alwetend is, en er nog veel te onderzoeken valt.
Voorbeelden van breinaandoeningen die gedrag beïnvloeden
Ik wil kort casussen beschrijven waarin aangetoond wordt dat breinaandoeningen, oftewel fysieke veranderingen in het brein, invloed kunnen hebben op gedrag:
Phineas Gage: Een berucht geval van een man die door een ijzeren staaf door zijn schedel werd doorboord. Gage overleefde het ongeluk, maar zijn persoonlijkheid veranderde drastisch. Vóór het incident was hij een rustig, verantwoordelijke man, maar na het ongeluk werd hij impulsief en asociaal. Dit toont aan hoe schade aan bepaalde delen van het brein de persoonlijkheid kan veranderen.
Charles Whitman: In 1966 pleegde Whitman een massamoord vanaf de UT Tower in Texas. Hij gaf aan dat hij een verandering in zijn gedrag merkte en last had van vreemde gedachten. Een autopsie toonde aan dat hij een hersentumor had in het gebied dat invloed heeft op agressie en impulscontrole. Dit voorbeeld illustreert hoe fysieke hersenbeschadiging kan leiden tot plotselinge gedragsveranderingen.
Ontremd gedrag: een 40-jarige man met een tumor in de rechter orbitofrontale cortex (een hemangiopericytoom) die leidde tot opvallende gedragsveranderingen, waaronder pedofiele neigingen en ontremd gedrag. De orbitofrontale cortex, een deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor impulscontrole en sociaal gedrag, was door de tumor aangetast. Naast de pedofiele symptomen had de patiënt ook moeite met complexe motorische taken zoals het tekenen van figuren (constructieve apraxie). Na het operatief verwijderen van de tumor verdwenen de pedofiele neigingen en verbeterden zijn cognitieve en motorische functies aanzienlijk (Burns & Swerdlow, 2003)
Schizofrenie: Deze aandoening wordt gekarakteriseerd door hallucinaties en wanen, wat vroeger vaak werd toegeschreven aan demonische bezetenheid. Neurologisch gezien blijkt echter dat schizofrenie gerelateerd is aan chemische onevenwichtigheden in de hersenen, met name in de dopamine-systemen.
Ik wil hiermee niet zeggen dat alle asociale of immorele gedragingen te verantwoorden zijn met breinaandoeningen, maar ik denk wel dat ze een significante rol spelen. Mijn vraag is dus, spelen breinaandoeningen of demonen een waarschijnlijkere rol in het veroorzaken van genoemde gedragingen?
Conclusie
Ik denk dat breinonderzoek belangrijke vragen oproept voor christelijke doctrines en ik heb daar enkele kort van beschreven. Ik som ze nog een keer op en beschrijf nog een nieuw probleem:
De Bijbelse verhalen van demonische bezetenheid en genezing, die vaak verbonden zijn met breinaandoeningen, doen vermoeden dat Jezus deze aandoeningen mogelijk niet correct begreep, wat de vraag oproept over zijn alwetendheid en goddelijkheid. De hoofdvraag die dit artikel dan ook stelt is: wat zegt de onwetendheid over het brein in de Bijbel en bij Jezus over respectievelijk de onfeilbaarheid daarvan en Zijn Goddelijkheid?
Het negeren van de neurowetenschappelijke kennis over psychische stoornissen in de geschiedenis van de christelijke kerk leidt niet alleen tot misverstanden over de oorzaken van deze aandoeningen, maar ook tot schadelijke overtuigingen die in sommige gevallen levens kunnen kosten.
Eentje die ik nog niet echt heb beschreven: de Bijbelse notie van de ziel lijkt moeilijk te rijmen met het huidige begrip van de (evolutie van) hersenen en het bewustzijn. Eigenlijk mag je in de conclusie niet met nieuwe informatie komen, maar ik doe het toch: wat betekent het idee van een ziel als we ons brein beschouwen als een product van miljoenen jaren evolutie? En wanneer in dat evolutieproces zou de mens dan een ziel hebben gekregen? Vaak wordt gedacht dat het menselijk brein uniek is en fundamenteel verschilt van dat van andere dieren, maar wetenschappelijk bewijs wijst in een andere richting. In 2012 publiceerde een groep wetenschappers de Cambridge Declaration on Consciousness, waarin zij stelden dat bewustzijn in verschillende vormen waarschijnlijk wijdverspreid is in het dierenrijk, vooral onder zoogdieren, vogels en zelfs cephalopods zoals octopussen. Ze schreven: “kunstmatige stimulatie van dezelfde hersengebieden genereert overeenkomstige gedragspatronen en gevoelstoestanden bij zowel mensen als niet-menselijke dieren. Het bewijs toont aan dat niet-menselijke dieren de neurologische structuren bezitten die nodig zijn voor bewuste ervaringen en intentioneel gedrag” (Low et al., 2012). Dit roept de vraag op of bewustzijn — en daarmee het concept van de ziel (?) — misschien geleidelijk is ontstaan, net zoals vele andere kenmerken in de evolutie. De bekende primatoloog Frans de Waal wijst erop dat er geen sprong te zien is van een mensaapachtig brein naar een menselijk brein: “Menselijke hersenen hebben bijna dezelfde anatomie als die van mensapen. Er is geen unieke hersenstructuur; ons brein kan worden gezien als een ‘lineair opgeschaald primatenbrein’” (De Waal, 2013; zie ook de afbeelding hieronder). Het lijkt daarom aannemelijk dat het menselijk bewustzijn zich op een geleidelijke manier heeft ontwikkeld, zonder een duidelijk moment waarop de ziel plotseling ‘ontstond’. In plaats van een brein dat in een enkel moment van evolutie uniek werd, wijst het bewijs erop dat onze geestelijke vermogens onderdeel zijn van een continuüm dat we delen met andere diersoorten. Dit dwingt ons na te denken over wat het betekent om menselijk te zijn en of we de ziel moeten herzien in het licht van onze evolutionaire geschiedenis. Bovendien zou ik de heel brutale vraag willen stellen: als Jezus als alwetende God dit allemaal wist waarom heeft Hij dit niet met ons gedeeld? Als ik Jezus was geweest had ik de mensen graag verrast met een lesje neurobiologie:).
Afbeelding: de corticale parcellatie van de hersenen van chimpansees en mensen omvat het opdelen van de cortex in verschillende functionele en anatomische gebieden. Links zien we de corticale parcellatie van de chimpansee, waarbij de 38 verschillende gebieden van de linkerhersenhelft worden weergegeven en rechts die van de mens. Dit soort parcellatie helpt om beter te begrijpen hoe specifieke hersengebieden zijn georganiseerd en hoe deze mogelijk zijn geëvolueerd van gemeenschappelijke voorouders naar de huidige menselijke vorm. Door deze vergelijkingen kunnen we zien dat de basisstructuur van de menselijke cortex veel gelijkenissen vertoont met die van de chimpansee, wat aansluit bij het idee van een geleidelijke evolutie zonder plotselinge ‘sprong’. Dit ondersteunt de gedachte dat ook hogere functies, die vaak worden toegeschreven aan de ‘ziel’, zoals zelfbewustzijn en complexe cognitie, waarschijnlijk geleidelijk zijn ontstaan. Bron: Hecht & Garrison, 2024.
Tot slot: zou het kunnen dat de ontwikkeling van wetenschappelijk inzicht misschien heilzamere en betrouwbaardere nieuwe perspectieven op de menselijke psyche geboden heeft dan de Bijbelse visies?
Bronnen:
Burns, J. P., & Swerdlow, R. H. (2003). Right orbitofrontal tumor with pedophilia symptom and constructional apraxia sign. Archives of Neurology, 60(3), 437-440. https://doi.org/10.1001/archneur.60.3.437
Hecht, E. E., & Garrison, A. R. (2024). Cortical parcellation of the chimpanzee and human brains: Comparative mapping of cytoarchitectonic and functional areas. Brain Structure and Function. https://doi.org/10.1007/s00429-024-02823-2
Low, Philip, Jaak Panksepp, Diana Reiss, David Edelman, Bruno Van Swinderen, and Christof Koch. “The Cambridge declaration on consciousness.” In Francis crick memorial conference, Cambridge, England, pp. 1-2. 2012
De Waal, F. B. (2013). The bonobo and the atheist: In search of humanism among the primates. WW Norton & Company
In de Bijbel komen allerlei verwarrende teksten voor over wie God is. Ik beschrijf in dit artikel welke vragen dit bij me oproept. De hoofdvraag is: 1. Ontwikkelt het beeld van God in de Bijbel? En die mogelijke ontwikkeling wordt beschreven aan de hand van de volgende deelvragen: 1.1 Ontwikkeling van monolatrie naar monotheïsme in de Bijbel?, 1.2 Ontwikkeling van antropomorfisch godsbeeld naar transcedent?, 1.3 Ontwikkeling van behoorlijk wrede naar goede, liefhebbende God? En dan stel als ik slot de vraag: 2. Wat zegt dit over Goddelijke openbaring en het beeld dat we vandaag van God hebben?
Als korte korte appetizer voor het artikel. Lees deze verzen uit psalm 18 eens, is dit hoe u God voor zich ziet?
Psalm 18 8 Toen schudde en schokte de aarde, de bergen trilden op hun grondvesten, beefden omdat Hij vlamde van woede, 9 rook steeg op uit zijn neus, verterend vuur kwam uit zijn mond, Hij spuwde hete as. 10 Hij schoof de hemel open en daalde af, duisternis onder zijn voeten, 11 Hij besteeg de cherub en vloog, zwevend op de vleugels van de wind. 12 Hij maakte van het donker zijn schuilplaats, trok een tent om zich heen van duister water, dichte wolken. 13 Een vuurgloed ging voor Hem uit, wolken joegen voort, hagel en gloeiende as. 14 De donder van de HEER klonk aan de hemel, de Allerhoogste verhief zijn stem: hagel en gloeiende as. 15 Hij schoot zijn pijlen en sloeg de vijanden uiteen, wierp zijn bliksemschichten en verdreef hen.
Hier verteld David hoe God hem hielp door een oud Bijbelgedeelte te gebruiken waar een beeld van God opduikt dat bijna lijkt op de strijd- of zelfs dondergoden van allerlei andere volken. Dit lijkt een heel andere God dan de God in Paulus’ brieven bijvoorbeeld. Vanaf nu ga ik in op de mogelijke verschillen in godsbeelden aan de hand van de eerder genoemde vragen:
1. Ontwikkelt het beeld van God in de Bijbel
1.1 Ontwikkeling van monolatrie naar monotheïsme in de Bijbel?
Ik heb drie vragen over wie God eigenlijk is en begin met misschien wel de meest uitdagende: was God vroeger eigenlijk een van de vele goden die bestonden voor de Joden? Zijn er in de Bijbel sporen van polytheïsme of op z’n minst monolatrie (het dienen van 1 god, maar het bestaan van andere goden niet ontkennen)? Er zijn vele Bijbelverzen waar op z’n minst de indruk wordt gewekt dat de auteur het over meerdere goden heeft als hij het over God heeft, of erkent dat ze bestaan. Een lijst met voorbeelden:
“En God zeide: Laat ons mensen maken, naar ons beeld, naar onze gelijkenis” (Genesis 1:23).
In het Bijbelverhaal van de toren van Babel staat: “Kom aan, laat Ons nederdalen, en laat Ons hun spraak aldaar verwarren, opdat de een de taal van den ander niet hore.” (Genesis 11:7)
Ook hemellichamen werden vereerd en er wordt erkend dat God deze voor de andere volken heeft bestemd: ‘en als u omhoogkijkt en de zon, de maan en de sterren ziet, al die lichten aan de hemel, laat u er dan niet toe verleiden daarvoor neer te knielen en te vereren wat de HEER, uw God, voor de andere volken op aarde heeft bestemd’ (Deut. 4:19, 2 Kon. 21:5/23:5).
In oudere delen van de Bijbel zien we bovendien dat God de bestuurder is van een ‘goddelijke raad’ of ‘raad van de zonen van God’ – een soort vergadering van God met lagere geestelijke wezens die samen het lot van mensen bespreken. Het duidelijkst blijkt dit uit Job 1:6: “Op zekere dag nu, toen de zonen Gods kwamen om zich voor de HEERE te stellen, kwam de satan ook onder hen.” Simpelweg zeggen dat dit over engelen of andere goddelijke wezens dan goden gaat is te makkelijk denk ik, alleen al omdat het er niet staat, engelen waren bovendien vaak meer dienaars.
Toen sprak God (Elohim) tot Mozes en zei tegen hem: Ik ben de HEERE (Jahwe). Ik ben aan Abraham, Izak en Jakob verschenen als God de Almachtige (El Sjaddai), maar met Mijn Naam HEERE (Jahwe) ben ik hun niet bekend geweest (Exodus 6:1-2). Jahwe was dus niet bekend bij de patriarchen, die aanbaden El Sjaddai, wat waarschijnlijk verwijst naar El, zoals hij heette in Ugarit (de Waele, 2023).
Het volgende vers uit Deuteronomium wijst denk ik het duidelijkst richting restanten van meergodendom in de Bijbel: zoals ik al beschrijf in dit artikel staat in de oudste manuscripten van Deuteronomium 32:8-9 (Dode Zeerollen): “Toen de Allerhoogste [Eljon] aan de volken hun erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen van elkaar scheidde, plaatste Hij grenzen aan de volkeren (of: bepaalde hij grenzen voor alle volken, Stavrakopoulou, 2022), naar het aantal godenzonen [bene elohiem], zodat Jahweh Zijn deel kreeg, Jakob [Israël] Zijn erfdeel (of: Jakob was het deel dat hij zichzelf toemat).” Hier is Jahweh dus één van de zonen van de oppergod Eljon, die zijn eigen volk (Israël) toegewezen kreeg, een duidelijke vorm van polytheïsme. Dit is in latere manuscripten gecorrigeerd, een theologisch relevante wijziging. Francesca Stavrakopoulou schrijft in haar boek God, een anatomisch onderzoek (2022) hierover dat de meerderheid van de (kritische) Bijbelonderzoekers het ermee eens is dat onder andere uit dit vers blijkt dat Jahweh een van El(jons) vele goddelijke kinderen was. Volgens Stavrakopoulou en bijvoorbeeld Smith (2002) assimileerde YHWH uiteindelijk in El(jon). Yahweh was vooral geassocieerd met storm en oorlog. Een goed beeld van deze God is te krijgen in oude Bijbeldelen zoals het lied van de zee dat in veel ‘ouderwetsere’ taal is geschreven dan de rest van Exodus (Exodus 15:1–18). Ook psalm 18, 29 en 68 zijn archaïsche bijbelstukken waar het gaat over deze YHWH. Een belangrijk vers in deze context is Exodus 6:2 waar de schrijver probeert te vertellen dat Jahwe altijd al El was. Ik ben Jahwe zegt de godheid hier tegen Mozes. Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als El Shaddai, maar mijn naam Jahwe heb ik niet aan hen bekendgemaakt.
Hier bracht een conservatievere denker die persoonlijk op de mail op dit artikel reageerde tegen in dat er twee opties zijn: Elyon en YHWH zijn twee verschillende godheden (waarbij Elyon de volken verdeelt onder de goden en YHWH een van die goden is), of Elyon en YHWH zijn twee verschillende aanduidingen van dezelfde God (het hoeft ons niet te verbazen dat Godsnamen worden afgewisseld, denkt hij). Hij denkt dat de tweede interpretatie realistisch is omdat er verder volgens hem geen verzen zijn die suggereren dat YHWH een zoon van Elyon is. In zijn algemeenheid geeft hij ook aan dat het vaak zo is dat YHWH hoger is dan de andere goden, en/of over hen rechtspreekt. Als er over andere goden gesproken wordt zou dat dus over andere hemelse wezens kunnen gaan, en niet per se goden die van eenzelfde niveau zijn als YHWH. Hij ziet Eljon en YHWH als altijd al een en dezelfde. De vraag blijft dan echter wat die andere hemelse wezens dan zijn (hier kom ik later op terug***)
“Toen de mensen zich op aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen Gods zonen dat de mensenkinderen mooie vrouwen waren, en zij kozen uit al die vrouwen de vrouwen die ze maar wilden hebben. Toen dacht de HEER: Mijn levensgeest mag niet voor altijd in de mens blijven, hij is immers niets dan vlees; hij mag niet langer dan honderdtwintig jaar leven. In die tijd en ook daarna nog, zolang de zonen van God gemeenschap hadden met de dochters van de mensen en kinderen bij hen kregen, leefden de reuzen op aarde.” (Genesis 6:1-4, NBV). Deze bijzondere verzen lijken een tegenstelling te maken tussen mensen en iets goddelijks (de zonen van God). Hiervoor zijn allerlei interpretaties, maar als je het vers zo leest lijkt die tegenstelling tussen goddelijk en menselijk in mijn ogen de meest voor de hand liggende verklaring en dus op het bestaan van meerdere goden te wijzen, waarvan deze Bijbelauteur geloofde dat ze gemeenschap hadden met menselijke vrouwen.
Het feit dat er zoveel gewaarschuwd wordt tegen afgoden door de profeten wijst er ook op dat veel Joden meerdere goden dienden. Zelfs het gebod dat er geen andere goden gediend mogen worden wijst hierop. Er staat niet: geloof geen andere goden, maar: dien ze niet. Ook het bestaan van oude Joodse tempels waar andere goden(beeldjes) zijn gevonden, onder andere van Asjera, waarschijnlijk de vrouw van El, wijst hierop. Dit wordt in de Bijbel teruggevonden in 2 Koningen 21:7 en zelfs als Jakob Jozef zegent ‘met zegeningen van borsten en moederschoot (Gen 49:25-26)’ verwijst hij naar alle waarschijnlijkheid naar de Ugaritische titels van de godinnen Asjera en Anat (de Waele, 2023; Smith, 2002). Ze worden namelijk parallel genoemd met ‘de zegen van je vader’, waarmee in Ugarit de God El wordt aangeduid (Jahwe wordt in dezelfde zegenspreuk apart genoemd). Dit werd in latere tijden, bijzonder in de tijd van Josia als afgodendienst veroordeeld, mogelijk ook om het Noordelijke rijk waar dit meergodendom normaler was, en het zuidelijke rijk meer te verenigen. Het duidelijkst wordt dit als er in de oude, verwoeste tempel van Salomo een rol wordt gevonden met wetten en die bij een profetes uit het noorden (Hulda) gecheckt wordt en zij zegt in andere woorden, ja het zijn wetten van YHWH (2 Koningen 22:14-20).
Hoewel er wel polytheïsme was onder de Joden, wordt dit vaak afgewezen in de Bijbel. Pas in de achtste eeuw voor Christus, als de Assyrische oorlogsmachine over het Midden-Oosten walst gaan profeten als Hosea en Micha zeggen dat Jahwe absolute loyaliteit eist, in reactie op dat de Assyrische vorst absolute loyaliteit eiste (Carr, 2014). Dat dit afgoden vereren later dus verboden werd zou kunnen leiden tot het idee dat het godsbeeld in de Bijbel zelf (los van het syncretisme bij het Joodse volk met omringende culturen) niet ontwikkeld. Toch is dit niet waar, omdat je volgens mij met vrij veel zekerheid kunt zeggen dat er binnen de Bijbel minimaal een ontwikkeling van monolatrie naar monotheïsme is. Monolatrie bestaat duidelijk nog in de Bijbel tot voor de Babylonische wegvoering. Zo zijn er teksten als dat de Joden geen andere goden mogen dienen, wat het bestaan van andere goden dus niet ontkent. Een vers als “Omdat zij Mij verlaten hebben en zich gebogen hebben voor Astarte, de godin van de Sidoniërs, voor Kemosh, de god van Moab, en voor Milkom, de god van de Ammonieten, en Mij niet gewandeld hebben in Mijn wegen, door te doen wat recht is in Mijn ogen en Mijn verordeningen en Mijn rechten, zoals David, zijn vader, deed” (1 Koningen 11:33), ontkent ook zeker het bestaan van de andere goden niet***. Ook verzen over de godenraad zoals in Job 1:6 of Psalmen 86:8 (Geen god is U gelijk, Heer, uw daden zijn zonder weerga) suggereren heel duidelijk dat andere goden niet ontkent worden. Pas later, na de wegvoering naar Babel wordt de Bijbel ontkennend over het bestaan van andere goden (terwijl Juda’s politieke macht verschrompelde, ging het zijn eigen godheid geleiden als degene die koningen van andere rijken dirigeerde: zij waren een straffend instrument in de hand van Jahwe). Dit ontkennen van andere goden in deze tijd blijkt onder andere uit Deutero Jesaja*, dat na de wegvoering geschreven is. Bijvoorbeeld: 44:6-8: “Ik ben de eerste en Ik ben de laatste, er is geen god buiten Mij.” Het afwezig zijn van zulke duidelijke – het bestaan van andere goden ontkennende teksten – in teksten van voor de ballingschap zegt denk ik, in combinatie van teksten die het bestaan van andere goden erkennen daarvoor, duidelijk dat monolatrie geaccepteerd was in de Bijbel en dat dit beeld later ontwikkelde tot monotheïsme.
1.2 Ontwikkeling van antropomorfisch godsbeeld naar transcedent?
Ook lijkt het erop dat de Joden een beeld van God hadden waarin Hij een lichaam had. Vaak lijkt Hij bijvoorbeeld op een grote man, zoals blijkt uit vele fysieke eigenschappen die hij krijgt in de bijbel.
In Genesis 1:23 maakt God mensen naar zijn beeld, is dat alleen geestelijk, mentaal, of ook fysiek? Het lijkt ook fysiek omdat de context van het vers is dat God de mensen fysiek aan het maken is. Illustratief hiervoor is dat Michelangelo God schilderde als een op mens lijkende man zoals in de afbeelding hierboven (Michelangelo Buonarroti 1475 – 1564, De schepping van Adam, via www.statenvertaling.net).
En de HEERE sprak tot Mozes aangezicht aan aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreekt (Exodus 33:11); En Jakob noemde den naam dier plaats Pniël: want, zeide hij, ik heb God van aangezicht tot aangezicht gezien, en mijn ziel is gered geweest. (Genesis 32:30). God heeft een gezicht?
Toen de Heer klaar was met spreken tegen Mozes op de berg Sinaï, gaf hij hem de twee stenen platen waarop de afspraken stonden die de Heer met zijn volk had gemaakt. Deze afspraken had Hij Zelf met zijn vinger op de stenen geschreven. (Exodus 31:18; God heeft vingers? Als dit meer figuurlijk is, hoe zijn de letters dan op de stenen gekomen?).
En het zal geschieden, wanneer Mijn heerlijkheid voorbij zal gaan, zo zal Ik u in een kloof der steenrots zetten; en Ik zal u met Mijn hand overdekken, totdat Ik zal voorbijgegaan zijn. En wanneer Ik Mijn hand zal weggenomen hebben, zo zult gij Mijn achterste delen zien; maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden! (Exodus 33:22–23; God heeft een hand en achterkant).
Genesis 32:30: Jakob ziet God van aangezicht tot aangezicht en worstelt met hem. Is dat puur metaforisch? Waarom heeft Jakob dan vervolgens een verwrongen heupgewricht? “Daarom eten de Israëlieten tot op deze dag de heupspier niet, die zich boven het heupgewricht bevindt, omdat Hij het heupgewricht van Jakob bij de heupspier had aangeraakt” (Vers 32).
Genesis 18-19 waar “YHWH” één van de “drie mannen die dichtbij” Abraham staan is.
Boven de koepel die boven hun hoofden was, was iets te zien wat op een troon leek. Op die troon zat iets wat op een mens leek. (Ezechiël 1:26-28; dit is een visioen, maar het zegt wel iets over het beeld dat mensen van God hebben).
Ik bleef kijken, ‘Toen werden er tronen neergezet en de Oude van dagen ging zitten. Zijn kleren waren wit als sneeuw en het haar op zijn hoofd was wit als wol. Zijn troon stond in vuur en vlam en de wielen ervan waren gloeiend heet. (Daniël 7:9; God heeft kleding en zit op een troon, hoewel ook dit een visioen is).
Dat dit allemaal metaforen zijn lijkt mij sterk, want waar maakte God dan bijvoorbeeld de stenen tafelen mee, die werden toch materiaal gemaakt en kapotgegooid? Er moet daadwerkelijk iets geweest zijn wat die letters geschreven heeft. Of de heup van Jakob, die werd toch echt verwrongen? Waar ligt op een gegeven moment de grens van iets metaforisch lezen of meer letterlijk? Bart Klink (2022) schrijft hier het volgende over: “het is de vraag of er een strikt onderscheid tussen letterlijk en metaforisch te maken valt. Kan bijvoorbeeld de arm van God in veel teksten niet zowel letterlijk (antropomorf godsbeeld) als metaforisch (macht) zijn? (..) Is de ‘arm der wet’ vergelijkbaar met Gods arm, zelfs als ze beide metaforisch zijn? Er lijkt eerder sprake te zijn van een continuüm.”
Sowieso lijken veel van deze teksten ook tegenstrijdig met andere teksten in de Bijbel waar wordt beweerd dat God nooit is gezien, of dat niemand Gods gezicht kan zien en dat overleeft. (Exodus 33:20, Evangelie van Johannes 1:18 en Eerste brief van Johannes 4:12). Volgens 1 Timotheüs 6:16 is het niet mogelijk dat een mens God ziet. Op z’n minst blijkt in mijn ogen uit deze verzen dat het godsbeeld in het Nieuwe Testament meer transcedent is dan in het Oude Testament waar sporen zijn te vinden van een meer fysiek godsbeeld.
Het tegenargument dat we weten dat God niet antropomorf is, en dat dus een tekst over bijvoorbeeld Zijn arm niet letterlijk kan zijn is uiteraard een circelredenering, zoals Bart Klink (2022) schrijft, als hij een studie bespreekt van Korpel die de Oegaritische Godsbeelden vergelijkt met de Bijbelse. “Korpel meent op grond van Joh. 1:18 en andere nieuwtestamentische (!) passages dat niemand God ooit heeft gezien, maar de nodige passages uit het Oude Testament, die ze in haar studie zelf bespreekt (o.a. Gen. 18), suggereren wat anders. De veel abstractere, minder antropomorfe en transcendentere conceptie van God, die in het Nieuwe Testament wel te vinden is en vooral door latere theologen geformuleerd is, is het gevolg van hellenistische invloeden (Casanova, 2020). Deze ontwikkelingen terug projecteren op de Hebreeuwse Bijbel zijn exegetisch onverantwoord voor een Bijbelwetenschapper. De vraag is ook wat er gebeurt met de vele verhalen die gebaseerd zijn op antropomorfe eigenschappen. Hoe kan God spreken, zien en ruiken als hij zuiver geest is? Hoe kan hij afdalen uit de hemel als hij overal tegelijk is of buiten ruimte staat? Dit soort teksten lezen met een latere ‘theologisch correcte’ bril leidt tot absurditeiten. Deze teksten lezen met dezelfde bril als voor andere oud-oosterse teksten gebruikt wordt, snijdt veel meer hout. Ofschoon Korpel erkent dat in bepaalde (volgens haar vooral oude) passages Jahweh antropomorf wordt voorgesteld, kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat Korpel Bijbelse teksten vaker metaforisch leest dan de Oegaritische – vaak geheel terecht, maar regelmatig ook niet. Andere Bijbelwetenschappers als Benjamin Sommer (2009), Mark Smith (2014), Humberto Casanova (2020) en Francesca Stavrakopoulou (2021) lezen (m.i. overtuigend) meer passages antropomorf dan Korpel.”
Gedraagt God zich ook erg menselijk in de Bijbel? In sommige verzen lijkt het gedrag van God ook erg menselijk : Een beetje zoals we de Griekse en Romeinse goden ook weergegeven zien: als mensen, maar dan met hogere krachten. God lijkt in de oudere delen van de Bijbel precies zo te zijn. Voorbeelden zijn:
God maakt mensen en krijgt er later spijt van (“Toen kreeg de HEER er spijt van dat hij de mens op aarde had gemaakt en het deed hem pijn in zijn hart. En de HEER zei: ‘Ik zal de mens die ik geschapen heb van de aarde wegvagen, en dat geldt ook voor het vee, het kruipend gedierte en de vogels, want ik heb er spijt van dat ik ze heb gemaakt.” (Genesis 6:6-7)
Hij laat zich door satan overhalen Job te verzoeken (Job 1).
In 1 Koningen 22:21-23 en 2 Kronieken 18:20-22 geeft God in een visioen opdracht aan een geest of engel om foute en onjuiste boodschappen te geven aan profeten. Volgens mij werkt Hij daar op z’n minst mee met bedrog? “Daarop kwamen er geesten naar voren die voor de HEER gingen staan en zeiden: Ik zal een plan bedenken, antwoordde een van hen. Ik zal ervoor zorgen dat Achab in de strijd wordt gelokt en sneuvelt. Waarop de HEER vroeg: Hoe? De een zei dit, en de ander dat. Toen kwam er een geest naar voren, boog zich voor de HEER en zei: Ik zal hem bedriegen. Op welke manier? vroeg de HEER. Ik zal naar de aarde gaan, antwoordde hij, en een leugenachtige geest worden in de mond van alle profeten van Achab. De HEER zei: Ga, en je zult succes hebben, want jij zult het kunnen volbrengen.” Ook is Jahweh in staat te misleiden (o.a. Jer. 4:10; Ezech. 14:9).
God heeft ook spijt over zijn oordeel om de Ninevieten te vernietigen in Jona 3: 9-10: Wie weet, God mocht Zich wenden, en berouw hebben; en Hij mocht Zich wenden van de hittigheid Zijns toorns, dat wij niet vergingen! En God zag hun werken, dat zij zich bekeerden van hun bozen weg; en het berouwde God over het kwaad, dat Hij gesproken had hun te zullen doen, en Hij deed het niet.
Wat moeten we met deze Bijbelverzen? Het kan dat dit beeldspraak is om over God te schrijven, op een andere manier kan de mens het wellicht niet begrijpen. Toch zijn deze verschillende visies op God voor mij erg verwarrend. Mag je je God nu voorstellen als een Almachtige Man, of niet, of is Hij zoals in het Nieuwe Testament lijkt veel meer transcedent? Volgens mij kunnen we op zijn minst niet anders concluderen dan dat er sprake is van verschillende godsbeelden binnen de Bijbel.
Ontwikkeling van godsbeelden Het interessante hierbij is dat Bijbelonderzoekers een soort chronologie gemaakt hebben van hoe deze godsbeelden zich ontwikkelen in de Bijbel (Smith, 2002, McClellan, 2022). Dan worden deze verzen en verschillen in godsbeelden in een keer een stuk logischer. In het kort komt deze visie er volgens mij op neer dat er een evolutie is van (een) meer lichamelijke god(en) per volk naar een god/goden buiten tijd en ruimte. Die evolutie kwam onder andere doordat de volkeren uit die regio een soort competitie hadden (o.a. qua goden), waarin ze steeds zeiden dat hun god de grootste/sterkste was op fysiek niveau (nationalistische goden). El was de grootste God, een soort wijze vaderfiguur, die meerdere kinderen had, waaronder de stormgoden YHWH en Baal. Geleidelijk aan werd YHWH zo groot dat de aarde zijn voetstuk was en hij bovenaards werd, wat ook weer te maken had met de Babylonische wegvoering, omdat de Joden hun God toen simpelweg niet meer in de tempel konden dienen en erachter kwamen dat God ook te dienen valt zonder dat en zelfs dat hij dan minder kwetsbaar is. Ook waren er hellenistische invloeden, waar de Godsbeelden heel hoogdravend en transcedent waren. De Joodse intellectuelen probeerden hier tegen op te bieden met hun God waardoor Hij ook tot een meer transcendente God ontwikkelde.
Dat deze ontwikkeling niet zomaar uit de lucht gegrepen is en gebaseerd is op de Bijbel blijkt uit het volgende onderscheid van in hoofdlijnen drie godsbeelden in chronologische volgorde geordend op basis van oudere Bijbeldelen naar nieuwere (Smith, 2002):
Het eerste lichaam van God: Mens in grootte en vorm
Genesis 18-19:
In 18:2 is “Jahweh” één van de “drie mannen die dichtbij” Abraham staan.
De andere twee zijn “de twee engelen” in 19:1.
Abraham biedt hen gastvrijheid aan: water om “uw voeten” te wassen en “rust onder de boom” (vers 4), evenals voedsel (vers 5).
Let op de beschrijving in vers 8: “Hij stond bij hen onder de boom terwijl ze aten”. Hij was dus niet mega groot.
Genesis 32
Jakob worstelt met God:
Goddelijk wezen dat “een mens” wordt genoemd (vergelijk Hosea 12:4-5 waar de figuur een “engel” is).
“want je hebt sarîta gestreefd met God (‘elohim) en met mensen (‘anashim), en hebt de overhand gehad” (v. 29)
“Ik heb God van aangezicht tot aangezicht gezien (panim ‘el- panim), en toch is mijn leven behouden” (v. 31)
2. Het tweede lichaam van God: Supermens in grootte en vorm
Bovenmenselijk van formaat en niet fysiek zoals het eerste lichaam, maar “glorie” (kabod) en/of vurig lichtgevend.
Gepositioneerd bij tempels (“liturgisch” of “ritueel” goddelijk lichaam).
Tempels als het paleis van de goddelijke koning op zijn berg (“wie mag op uw heilige berg wonen?” Psalm 15:1).
Goddelijke koning neemt de troon over na de nederlaag van vijanden in de strijd, of het nu de zee is of menselijke vijanden (Psalm 29).
Goddelijke koning ontvangt menselijke vazallen in de tempel/ paleis. ‘God zien’ duidt op audiëntie bij de goddelijke koning.
Teksten hierbij in de Hebreeuwse Bijbel:
Exodus 24:1-11: God ontvangt Mozes en de Israëlische leiders op Zijn berg. Ze zien God; let op het detail van de goddelijke voeten.
Exodus 32-33: Mozes vraagt om God te zien. God plaatst hem in de rotsspleet terwijl de goddelijke “glorie” (kabod) voorbij trekt. Hoe groot is God?
Jesaja 6: De profeet ziet God en de serafijnen in de tempel van Jeruzalem. God zit op de troon van de cherubs. Hoe groot is God?
3. Het derde lichaam van God (na de Babylonische ballingschap)
Leeft in de hemel of bovenop de hemel (Bijvoorbeeld Jesaja 66:1 – “Alzo zegt de Here: De hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten.”)
Blijkbaar kosmisch van omvang
Menselijk van vorm, maar niet qua omvang of materialiteit (denk aan scènes met het Laatste Oordeel in de hemel)
4. God zonder lichaam
Hellenistische invloeden zorgen voor transcendente concepten van God zoals de Logos. het idee van de logos als een scheppend principe was een kenmerk van de Griekse filosofie, vooral het stoïcisme. Dit concept komt niet expliciet voor in de vroege Hebreeuwse teksten, maar wordt in Johannes 1 prominent naar voren gebracht. Dit wijst op een bewuste overname en aanpassing.**
Uiteindelijk zelfs Drie-eenheid
Deze ontwikkeling in het lichaam van God, klopt ook met de stratificatie van de Bijbel, dus van oudere teksten naar nieuwere (geanalyseerd op basis van de manier waarop wij ook zien dat de Statenvertaling uit een oudere tijd dan nu komt). Kortom, behalve dat er verschillende beelden over Gods gedrag en uiterlijk bestaan, lijkt er zelfs een ontwikkeling te zijn.
1.3 Ontwikkeling van behoorlijk wrede naar goede, liefhebbende God?
Er is een opmerkelijke verschuiving in de Bijbel in het beeld van God van een wrede, zelfs gewelddadige god die straft en oordeelt, naar een god van liefde, genade en vergeving. Uiteraard is het niet helemaal zwart-wit, maar in het Oude Testament is God meer een God van geweld en in het Nieuwe Testament meer van liefde.
God in het Oude Testament: Wreed en Straf
In het Oude Testament wordt God vaak afgebeeld als een rechtvaardige rechter die de zonden van mensen hard straft. Dit komt tot uiting in veel verhalende en wetgevende teksten waar de straf voor zonden, zoals de doodstraf, wordt opgelegd. God straft niet alleen de zonden van individuele mensen, maar ook de zonden van hele volkeren. Een voorbeeld hiervan is de vernietiging van Sodom en Gomorra:
Genesis 19:24-25: “Toen regende het vuur en zwavel van de HEER uit de hemel op Sodom en Gomorra. Hij vernietigde die steden en heel de vlakte, met alle inwoners van de steden en alles wat er groeide op het land.”
Ook de plagen in Egypte die de farao troffen, werden gezien als een gerechtelijke daad van God om het Israëlische volk te bevrijden van slavernij, maar ze bevatten zware straffen voor de Egyptenaren:
Exodus 12:29: “Om middernacht sloeg de HEER elke eerstgeborene van Egypte dood, van de eerstgeborene van de farao, die op zijn troon zat, tot de eerstgeborene van de gevangene in de kerker, en ook de eerstgeborenen van de dieren.”
De zondvloed wordt in de Bijbel vaak gepresenteerd als een gerechtvaardigde reactie van God op de wijdverspreide zonden van de mensheid. Volgens Genesis 6:5-7 was de boosheid van de mens op aarde groot, en “alles wat zij dachten en beraamden, was slechts boos”. God besluit daarop de aarde te zuiveren door een allesvernietigende vloed. Dit wordt vaak gezien als een daad van gerechtigheid, een manier om het kwaad te stoppen en de mensheid te resetten.
Toch roept deze daad belangrijke vragen op over de rechtvaardigheid ervan. Hoeveel kans hadden de mensen om zich tot de Joodse God te keren en Zijn wil te gehoorzamen, vooral als men bedenkt dat het Joodse volk in die tijd nog niet missionair actief was? De kennis van God was waarschijnlijk beperkt tot Noach en zijn directe familie. In de bredere wereld was er weinig tot geen toegang tot de boodschap van de God van Israël, wat het moeilijk maakt om te begrijpen hoe de mensen buiten Noach’s kring op de hoogte waren van de noodzaak om zich te bekeren. In 2 Petrus 2:5 staat wel dat Noach een prediker van gerechtigheid was, wat suggereert dat hij meer mensen probeerde te bereiken, maar gezien een wereldwijde vloed gesuggereerd wordt en het onwaarschijnlijk is dat Noach, als enige prediker van gerechtigheid, veel mensen zou hebben bereikt, gezien de beperkte middelen die hij tot zijn beschikking had en de omstandigheden van de tijd.
Mensoffers? Richteren 11:30-40: Het verhaal van Jefta, die zijn dochter offert nadat hij God heeft beloofd zijn eerste gelofte te vervullen als hij overwinning zou behalen. Jefta zegt: “Als U mij inderdaad de kinderen van Ammon in mijn hand geeft, dan zal wat uit de deur van mijn huis mij tegemoet komt, wanneer ik in vrede van de kinderen van Ammon terugkeer, voor de Heer zijn. En ik zal het offeren als een brandoffer.” (Richteren 11:31). Wanneer zijn dochter hem tegemoetkomt, wordt zij uiteindelijk geofferd. Dit schokkende verhaal benadrukt de bereidheid van Jefta om zelfs zijn eigen dochter te offeren om zijn belofte aan God na te komen, hoewel het niet expliciet zegt dat God dit offer verlangde. Ook: Exodus 22:28: “Je zult geen goden vervloeken, en de leider van je volk zul je niet vervloeken. Als je een eerstegeborene van een man of van een dier hebt, moet je die aan de Heer geven.” Dit vers spreekt over de verplichting om de eerstgeboren zoon aan God te geven, wat soms werd geïnterpreteerd als een eis voor mensenoffers. Hoewel dit specifiek verwijst naar dieren, kan het als deel van bredere religieuze praktijken ook verwijzen naar het offeren van mensen als onderdeel van het aanbidden van God.
Numeri 31:17-18: In deze passage geeft God Mozes de opdracht om de Midianieten te doden, behalve de maagden: “Dood alle mannelijke kinderen, en dood elke vrouw die met een man heeft geslapen. Maar behoud voor jezelf de maagden onder de vrouwen en laat ze voor jezelf in leven.” (Numeri 31:17-18). Deze gewelddadige en seksueel getinte opdracht roept ernstige ethische vragen op, vooral gezien het feit dat de maagden waarschijnlijk als slaaf werden gehouden, wat de brutaliteit van de situatie versterkt.
Richteren 19:25-28: Dit vreselijke verhaal beschrijft hoe een vrouw wordt verkracht door mannen in de stad Gibea, waarna haar lichaam de volgende ochtend wordt achtergelaten. Dit incident leidt tot een verwoestende oorlog tegen de stam van Benjamin. De gewelddadige en verachtelijke behandeling van de vrouw in dit verhaal toont een samenleving die ver verwijderd is van de rechtvaardigheid en genade die vaak aan God wordt toegeschreven.
Deuteronomium 20:10-14: In deze verzen wordt beschreven hoe God het Israëlische leger instructies geeft om steden te vernietigen, tenzij de vijanden vrede aanbieden. “Wanneer je een stad nadert om haar te belegeren, moet je haar eerst een voorstel van vrede doen.” Als de stad zich overgeeft, moeten de inwoners als slaven dienen. Als ze zich verzetten, moet de stad vernietigd worden: “Je zult al haar mannen met de scherpte van het zwaard slaan.” Deze bevelen wijzen op de gewelddadige strategieën die door God werden goedgekeurd als middel om de vijanden van Israël te onderwerpen of te vernietigen.
1 Samuel 15:2-3: God beveelt Saul om de Amalekieten uit te roeien, inclusief vrouwen, kinderen en dieren: “Zo zegt de Heer van de legermachten: ‘Ik heb wat Amalek heeft gedaan aan Israël, hoe hij hem in de weg stond toen hij uit Egypte trok. Nu ga en sla Amalek, en zet een ban op alles wat hij heeft. Spaart niemand, maar dood zowel man als vrouw, kind en zuigeling, rund, schaap, kameel en ezel.’” (1 Samuël 15:2-3). Deze oproep tot totale vernietiging wordt gevolgd door de straf van Saul, omdat hij niet volledig gehoorzaam was in het uitvoeren van deze opdracht (1 Samuël 15:22-23).
Deze passages laten zien dat het beeld van God in het Oude Testament vaak gewelddadig en ongenadig is, vooral in de context van oorlog en oordeel over volken die zich tegen Hem verzetten. Sommige uitleggers beweren dat deze teksten overdreven zijn opgeschreven om de ernst van de straf te benadrukken, maar omdat Saul wordt gestraft omdat hij de opdracht om de Amalekieten volledig te vernietigen – inclusief kinderen en dieren – niet goed uitvoerde, toont de uiterste ernst van Gods oordeel.
Verweer M.J. Paul:
Mart Jan Paul verweert zich in zijn boek Struikelblokken door te stellen dat de volken Gods straf verdienden vanwege hun zondige levensstijl en het dienen van andere goden. Echter, er is een belangrijke vraag die hierbij rijst: gezien het feit dat de Joden naar alle waarschijnlijkheid niet missionair waren, hadden die volken dan ooit echt de kans om de juiste God te dienen? Bovendien, is het rechtvaardig om alles wat buiten zijn eigen geloof valt aan te vallen? Deze houding lijkt meer op tribalisme en een “wij-zij”-denken dan op een echte zoektocht naar gerechtigheid. Het doet zelfs denken aan de rechtvaardiging van gebiedsuitbreiding en nationalisme, waarbij de tegenstanders als vijanden worden bestempeld die uitgeroeid moeten worden.
God in het Nieuwe Testament: Liefde en Genade
In het Nieuwe Testament verandert het beeld van God in dat van een god van liefde, genade en vergeving. Dit komt vooral naar voren in de leer van Jezus Christus, die God niet alleen als een rechtvaardige rechter voorstelt, maar ook als een liefdevolle Vader die bereid is te vergeven en zich zorgen maakt om de verloren mens.
Johannes 3:16: “Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” Deze passage benadrukt de liefde van God voor de wereld, uitgedrukt door het offer van Zijn Zoon voor de verlossing van de mensheid.
De liefde en genade van God worden verder benadrukt door Jezus’ eigen handelen. In Matteüs 9:13 zegt Jezus: “Ik wil barmhartigheid en geen offerande.” Dit laat zien dat God meer waarde hecht aan barmhartigheid en mededogen dan aan louter religieuze rituelen en offers.
Lukas 15:11-32 vertelt het verhaal van de verloren zoon, waarin Jezus de liefde van een vader voor zijn verloren zoon vergelijkt met de liefde van God voor zondaren. De vader in het verhaal vergeeft zijn zoon zonder wrok, wat een krachtig beeld is van Gods genade.
3. De Verzoening door Christus: God als de Goede Herder
De ultieme uitdrukking van Gods liefde en genade wordt gevonden in het offer van Jezus Christus. Door Zijn dood aan het kruis werd de straf voor de zonden van de mensheid gedragen, en werd de weg naar vergeving en verzoening met God geopend. Dit markeert het moment waarop God zijn rechterlijke rol van een wrede god naar die van een redder en vergever verlegt.
Daarnaast stelt Jezus zichzelf voor als de Goede Herder die zorgt voor Zijn schapen en hen beschermt, in tegenstelling tot de afschrikwekkende goden uit andere oude tradities. Johannes 10:11: “Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor de schapen.”
4. Het Nieuwe Beeld van God in de Brieven van Paulus
Paulus benadrukt in zijn brieven de liefdevolle en vergevende natuur van God, waarin God de gelovigen niet langer ziet als zondaars die gestraft moeten worden, maar als mensen die rechtvaardigheid ontvangen door het geloof in Christus.
Efeziërs 2:4-5: “Maar God, die rijk is aan barmhartigheid, heeft ons door zijn grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad, ook toen wij dood waren door de overtredingen, samen met Christus levend gemaakt – uit genade zijt gij gered.”
Deze verzen benadrukken de ontwikkeling van een god die straft en soms wreed is, naar een god die genade schenkt en liefdevol is.
Conclusie: Er is een opmerkelijke verschuiving van het beeld van een wrede god in het Oude Testament naar een goedheid en genadevolle God in het Nieuwe Testament. Terwijl God in het Oude Testament wordt afgebeeld als een rechter die oordeelt en straft, wordt Hij in het Nieuwe Testament gepresenteerd als een liefdevolle Vader die zijn Zoon heeft gezonden om de mensheid te redden en hen te vergeven.
Niet altijd een liefdevolle God in het Nieuwe Testament Maar toch is het beeld dat God alleen maar goed is in het Nieuwe Testament ook niet terecht, hoewel ik denk dat er qua rode lijn wel een ontwikkeling is te bespeuren. Maar ik wil dit onderwerp afsluiten met een vergelijking tussen twee delen uit het oude en nieuwe testament die ook een erg wrede god suggereren:
Jesaja 63:1-6 en Openbaringen 14:19-20: deze verzen worden vaak geïnterpreteerd als uitingen van Gods woede over de zonden van de volken, waarin God niet alleen zijn rechtvaardigheid, maar ook zijn toorn over het kwaad toont. 1. Jesaja 63:1-6 – De Wraak van de Heer In Jesaja 63:1-6 wordt de toorn van God beschreven als een verwoestende kracht die wordt afgewend tegen de vijanden van Zijn volk. De passage schetst een beeld van een gewelddadige, rechtvaardige God die in Zijn toorn de volken verslaat en hun zonden straft. Dit beeld van God staat in contrast met de liefhebbende en genadige God die wordt gepresenteerd in andere delen van de Schrift. Jesaja beschrijft hoe God optreedt als een strijder die de wijnpers van Zijn woede aandrijft, waarbij de vijanden van Israël letterlijk worden “verpletterd” in de pers. Jesaja 63:1-6: “Wie is dat die uit Edom komt, in purper gekleed van Bosra? Die zo verheven is in zijn kracht? Het is Ik, die in gerechtigheid spreek, die de macht heeft om te redden. Waarom is uw gewaad rood, en uw kleren als die van iemand die de pers heeft getreden? Ik heb de pers alleen getreden, en van de volken was er niemand met Mij. Ik heb hen getreden in Mijn toorn, en hun bloed is bespat op Mijn kleren, en Ik heb hun toorn beantwoord, omdat de dag van de wraak in Mijn hart was en het jaar van Mijn verlossing was gekomen.” In deze passage komt het beeld van God naar voren als een strijder die Zijn vijanden verplettert in een “wijnpers”, wat een metafoor is voor de vergelding die de zonden van de volken verdienen. Deze scène schildert een gewelddadige god die zich wreekt, en in zekere zin lijkt het inderdaad een extreem gewelddadige god te zijn die zijn vijanden “vertrapt”, wat ook symbolisch kan worden gezien als een straf voor hun zonden en verzet tegen God. 2. Openbaringen 14:19-20 – De Wijnpers van Gods Woede In Openbaringen 14:19-20 vinden we een soortgelijk beeld van geweld, waarbij de volken van de aarde worden geoordeeld door God. Hier wordt wederom het beeld van een wijnpers gebruikt om de ernst van Gods toorn te illustreren, maar deze keer in de context van het uiteindelijke oordeel over de volken.
Openbaringen 14:19-20: “De engel wierp zijn sikkel op de aarde en verzamelde de druiven van de aarde en gooide ze in de grote pers van de toorn van God. En de pers werd getreden buiten de stad, en het bloed stroomde uit de pers, tot aan de bitten van de paarden, en het was 1600 stadions ver.” In deze passage zien we een beeld van God die zijn toorn uitvoert over de aarde, waarbij de volken die zich tegen Hem hebben gekeerd, gestraft worden. Het beeld van de wijnpers wordt opnieuw gebruikt, en de verzen illustreren de gewelddadigheid van Gods oordeel, waarbij het bloed van de volken als druiven wordt uitgeperst, wat een krachtige, symbolische voorstelling is van de vernietiging van de zondige volken.
De interpretatie van deze passages in Openbaringen heeft vaak geleid tot verschillende opvattingen. Sommigen beschouwen de beeldspraak van de wijnpers als een symbolische verwijzing naar Jezus’ lijden, waarbij Hij het oordeel voor de zonden van de wereld heeft gedragen. Echter, in de context van deze verzen in Openbaringen, lijkt het duidelijk dat deze “wijnpers” niet betrekking heeft op Jezus die zichzelf offers als verzoening voor de zonden van de mensheid, maar eerder op een geweldadige uitvoering van Gods toorn tegen de vijanden van God. Hier wordt geen genade getoond, maar wordt er gesproken van een zware straf voor hen die zich tegen Gods wil verzetten.
Interpretatie: Gewelddadige God of Genade? De passages in Jesaja en Openbaringen benadrukken een aspect van God dat vaak moeilijk te rijmen is met het beeld van een liefdevolle en genadige God zoals we die in het Nieuwe Testament verder veel zien. In Jesaja en Openbaringen wordt God afgeschilderd als een gewelddadige rechter die de zonden van de volken straft door ze letterlijk en symbolisch te “vertrappen” als druiven in een wijnpers. Deze verzen laten zien dat God, hoewel vol liefde en genade, ook een rechtvaardige rechter is die Zijn toorn zal laten zien tegen hen die zich tegen Hem verzetten. Hoewel het in sommige tradities wordt gezien als een symbolisch beeld van het lijden van Jezus, lijkt de tekst in Openbaringen en Jesaja meer te wijzen op een gewelddadige actie van God tegen de zonden van de volken, in lijn met de goddelijke gerechtigheid die door God wordt uitgevoerd op de goddelozen. Dit maakt het duidelijk dat de beeldspraak van de wijnpers in deze passages niet betrekking heeft op Jezus zelf, maar op de afrekening van God met de volken die hun kansen voor vergeving hebben verspild.
2 Wat betekent dit voor ons beeld van God en Goddelijke openbaring?
De verklaring dat er een ontwikkeling is van Godsbeelden, zowel qua aantallen goden (1.1), als de lichamelijkheid van god (1.2) en zijn ontwikkeling naar meer liefde (1.3), komt op mij heel logisch en meer plausibel over dan te beweren dat het allemaal gaat over dezelfde God, maar roept ook vragen op. Zoals, hoe Goddelijk is de God die christenen eren dan nog? Is Hij niet gewoon ontwikkeld net zoals vele menselijke ideeën ontwikkelen? Is Hij dan niet een menselijk idee? Klink (2022) stelt de vraag waarom we allerlei goden in de volken rondom Israël als mythes zien, en de Joodse God niet: “Er zijn meer overeenkomsten dan verschillen tussen de Bijbelse voorstelling van het goddelijke en de Oegaritische. Ik benoem er hier slechts een paar die mijns inziens met recht mythologisch genoemd kunnen worden. De Bijbelse God heeft lichaamsdelen en gebruikt die ook, vrijwel geen menselijke emotie is hem vreemd, hij vecht met monsters, heeft zonen, vergadert met andere goden, bewoont berg(en), tempel, huis en tent, heeft inboedel, rijdt op wolken, daalt af uit de hemel van hoog boven de aarde, is een krijger (soms met wagen en wapens), wordt voorgesteld als een stier (inclusief horens) en stuurt het weer. Dit soort eigenschappen komen niet alleen voor in de Oegaritische mythologie, maar ook (mutatis mutandis) in onder andere de Babylonische, Egyptische, Griekse mythologie. Al deze goden beschouwen we als (onderdeel van) mythologie, dus waarom de Bijbelse god niet ook? Naast overeenkomsten tussen de goden bevatten ook veel Bijbelse verhalen overeenkomsten met andere mythologische verhalen, zoals Griekse.”
Zoals al gezegd, is de hoofdvraag die al deze verzen over God bij mij oproept: zijn dit gedachten en schrijfsels van mensen over god, of zijn dit goddelijke, heilige openbaringen van God? Die vraag hangt weer samen met hoe we aankijken tegen de Bijbel, zie daarover meer in dit artikel. Uit het feit dat God eerst meer een lichaam had en later transcendenter werd kunnen we misschien wel concluderen dat de oorspronkelijke God op z’n minst een God was die geschapen werd naar ons evenbeeld in plaats van andersom (Stavrakopoulou, 2022).
In een privé reactie op mijn artikel werd de vraag gesteld waarom een ontwikkeling in Godsbeeld perse iets zegt over dat er menselijke filosofie in plaats van Goddelijke openbaring plaatsvond over het godsbeeld? Allereerst omdat we in de praktijk zien dat menselijke ideeën vaak ontwikkelen, dan lijkt een godsbeeld dat ontwikkelt ook al gauw een menselijk proces. Waarom zou God eerst een ander beeld over zichzelf verspreiden dan later? Als het openbaring is verwacht je toch dat de Onveranderlijke, zich ook onveranderlijk (Bijbels concept) en misschien zelfs consistent (misschien meer een modern criterium) openbaart over zichzelf? Als dat niet zo is kun je volgens mij twijfelen aan openbaring. Mijn grote vraag al jaren is: waarom zou ik de Bijbel vertrouwen, waarom zou ik daarin geloven, of in ‘de’ God van die Bijbel? Daarvoor zou het helpen als er een duidelijk consistent godsbeeld is, wat niet door menselijke filosofie/natuurlijke openbaring/culturele evolutie (natuurlijk) tot stand is gekomen. Hoe weet je dan namelijk nog of het God/iets bovennatuurlijks geweest zijn? Is het dan niet aannemelijker dat het inderdaad gedachten van mensen zijn die ieder mens zou kunnen hebben? Spinoza had ook leuke ideeën over God, maar daar geloven de meeste mensen niet in, daar heb je toch weinig aan? Dus waarom zou ik in een God moeten geloven die mogelijk, en volgens mij zelfs zeer waarschijnlijk, ontwikkelt is door mensen? Ik heb het dan nog niet over het feit dat mensen zelf ook een ontwikkeling door maken in hun idee van God tijdens hun eigen leven, verschillende kerken verschillende opvattingen hebben, en de kerk sowieso ook na de totstandkoming van de canon nog een enorme ontwikkeling heeft gehad qua godsbeeld. Dus, als we het over God hebben, waar hebben we het dan precies over? Een idee in onze gedachtenwereld, of toch een transcendent wezen dat hier allemaal achter schuil gaat?
Wat de traditie/kerk ervan maakt
Tot nu toe heb ik me zoveel mogelijk beperkt tot wat de Bijbel over God te vertellen heeft. Als we kijken wat bijvoorbeeld artikel 1 van de Nederlandse geloofsbelijdenis van God heeft gemaakt wordt helemaal duidelijk dat na de Bijbel er nog een hele slag aan interpretatie gemaakt is waardoor dat modernere beeld van God nog verder is af komen te staan van oudere beelden van God in het Oude Testament. We lezen daar bijvoorbeeld dat God een enig en eenvoudig wezen is, abstracte woorden die ver af staan van de meer menselijke beelden van God in het Oude Testament: God is als een vader, herder, koning, etc. Eigenlijk blijft het beeld van God dat we hebben dus tot vandaag de dag ontwikkelen. De God die in Exodus 3:8 nog afdaalde was een God van ervaring; ‘Hij die nog met ons door het woestijnzand had gelopen, kreeg een nieuwe status als ‘transcendent Opperwezen, de president-directeur van hemel en aarde’ (Hendrikse, 2007). En die zin vat mooi samen welke enorme ontwikkeling God gemaakt heeft.
Noten:
* Deutero Jesaja (bron Wikipedia): In de Bijbelwetenschap is er consensus dat de hoofdstukken 40-66 uit een latere periode dan de 8e eeuw v.Chr. stammen, want de tekst in deze hoofdstukken geven duidelijk de situatie van de 6e eeuw v.Chr. en latere eeuwen weer. Zo beschrijven de hoofdstukken 40-55 Jeruzalem als verwoeste stad (en zijn niet in de vorm van een profetie geschreven) en de Babylonische ballingschap is reeds een feit – ze spreken over het heden waarin de ballingschap ten einde zal komen. Hoofdstukken 56-66 veronderstellen een nog latere situatie, waarin het volk alweer is teruggekeerd naar Jeruzalem en de herbouw van de Joodse tempel al is gestart.[1] Na hoofdstuk 39 wordt Jesaja niet meer genoemd[2] en er is een duidelijke breuk in stijl en theologie waarneembaar vanaf hoofdstuk 40. Diverse sleutelwoorden en -zinnen worden in de ene sectie aangetroffen en niet in de andere.[3]
** De hellenistische invloeden in latere Bijbeldelen (zowel OT als NT) hebben te maken met de overheersing van Alexander de Grote vanaf de 4de eeuw voor Christus. De vertaling van de Hebreeuwse Bijbel naar het Grieks (Septuagint) bracht Hellenistische concepten in de Bijbelse taal zelf. Bijvoorbeeld, het gebruik van het woord Logos voor “Woord” in Johannes 1:1 is moeilijk te scheiden van Griekse filosofische associaties.
Bronnen:
Casanova, H. (2020). Imagining God: Myth and Metaphor. Wipf and Stock Publishers.
Carr, D.M. (2014). Holy resilience: the Bible’s traumatic origins, New Haven/London, 24-40.
De Waele, D. (2023). Godenschemering, de geschiedenis van ons geloof in God, Kok boekencentrum Utrecht.
Hendrikse, K. (2007). Geloven in een God die niet bestaat. Manifest van een atheïstische dominee. Nieuw Amsterdam.
McClellan, D. O. (2022). YHWH’s divine images: A cognitive approach. Society of Biblical Literature.
Smith, M. S. (2002). The early history of God: Yahweh and the other deities in ancient Israel. Wm. B. Eerdmans Publishing. (Het standaarwerk over de ontwikkeling van het Joodse Godsbeeld). In dit filmpje legt hij beknopter een aantal zaken uit: The Embodied God of the Hebrew Bible (youtube.com)
Stavrakopoulou, S. (2022). God, een anatomisch onderzoek, Ambo Anthos
Ik dacht altijd dat evolutie een heel onrealistisch scenario was. Totdat ik erachter kwam dat mijn eigen scenario nog veel minder realistisch was. Ik besefte dat ik al een conclusie had en daar altijd data bij had gezocht als creationist. Naar mijn huidige mening past de conclusie van evolutie eigenlijk echter beter bij de data. Ik wil dat proberen in Jip en Janneke taal te illustreren door de twee scenario’s te vergelijken.
Heel simpel gezegd zijn de scenario’s als volgt:
Scenario 1 (Letterlijke lezing Bijbel/creationisme): God maakt mensen uit stof/klei die op Hem lijken en blaast ze adem in. Plotseling is daar de mens, vanaf het begin van de schepping (dag 6). Vervolgens maakt God uit de rib van Adam Eva. God schept ook apart de primaten, maar Hij laat ze wel erg op de mens lijken qua gedrag en uiterlijk. En eventjes cru gezegd verstopt Hij ook nog allerlei fossielen van Neanderthalers, en allerlei andere hominiden, zoals de dwergmensen Homo floresiensis in de grond.
Scenario 2 (Evolutie): kleine graduele stapjes zorgen voor nieuwe eigenschappen.
Als je dit grafisch vergelijkt komt het neer op de volgende afbeelding:
Dus het evolutie scenario is allemaal kleine stapjes, waarvan de rode lijn ook nog eens ondersteund wordt door de fossielen volgorde en op DNA-en morfologie gebaseerde fylogenetische bomen. Het Bijbelse scenario is een mega sprong van aarde naar mens. Dus of vele kleine kansjes, maar nog wel realistische kansen, versus een enorme sprong van niets naar de mens, waar de kans normaal gesproken 0 op is. Volgens mij is het Bijbelse scenario onder andere daarom veel minder realistisch dan het evolutie model. Je kunt wel zeggen als er een God is kan alles. Maar dan kunnen we meteen stoppen met redeneren. Bovendien moet je dan niet alleen het bestaan van dit leven verklaren, maar ook nog eens een God die veel groter en complexer is dan dit alles, en maak je het probleem dus eigenlijk groter.
Data voor scenario 2 Maar er is meer. Scenario 2 komt namelijk ook veel beter overeen met de geologische kolom en de volgorde van de fossielen daarin (een ander artikel daarover). Zie de onderstaande afbeelding die ik gemaakt heb met een afbeelding uit een boek van evolutie kritische wetenschappers, die ondanks kritiek op punten van evolutietheorie deze fossielenvolgorde/biostratigrafie wel als aannemelijk zien, net als andere creationisten*.
De onderste laag in deze geologische kolom is de oudste, naar mate je hoger komt is het recenter. In de werkelijke geologische kolom komt de mens dus pas in de laatste lagen tevoorschijn. Deze geologische kolom is gebaseerd op het evolutie kritische boek Evolutie, het nieuwe studieboek (Junker & Scherer, p. 227).
Kortom, scenario 2 (evolutie) is denk ik realistischer en er is meer bewijs voor omdat het beter past bij bij de fossielen, alleen al vanwege het late ten tonele komen van de mens* ten opzichte van andere fossiele groepen en ook de fossiele volgorde in het algemeen, zoals ik ook betoog in dit artikel.
*Na feedback van geoloog Willem Jan Blom besef ik dat ik hier misschien beter een zoogdier dat sowieso meer gevonden wordt in verschillende lagen kan gebruiken, gezien er maar erg weinig fossielen van mensen gevonden zijn.De stelling zou dan worden dat er al zoogdieren gevonden zouden moeten worden in alle geologische lagen in plaats van enkel de meer recente lagen. Een ander punt van feedback van hem is dat ik creationisten iets meer ruimte zou moeten geven door de vraag te stellen: is er vanuit creationistisch oogpunt een scenario te bedenken dat enigszins plausibel is en de aard van het fossielenarchief kan verklaren?Ik ben benieuwd!
Waarom eigenlijk scenario 1? Zoals gezegd vraag je je op een gegeven moment af, waarom geloof ik scenario 1 eigenlijk? Wat is daar het bewijs voor? Als je er dan achter komt dat de bijbel het ‘bewijs’ is, en dat je dus eigenlijk een cirkelredenering begaat (het Bijbelse verhaal is waar met als argument de Bijbel). En als je daarbij dan gaat beseffen dat die Bijbel als argument eigenlijk niet zo sterk is omdat er allerlei tegenstrijdigheden in staan, het veel persoonlijke openbaringen bevat, en niet bepaald op repliceerbare methodes en empirische data berust, ga je naar scenario 2 en probeer je dat te laten kloppen bij je geloof: maar dan krijg je vragen als: wanneer kregen de mensen/apen een ziel? Bovendien wordt je wantrouwig, je hebt altijd in scenario 1 geloofd maar het is gewoonweg niet waar! Waarom geloofde ik de dominee en de Bijbel eigenlijk?
Er is overigens veel meer bewijs voor de stelling dat mensen gemeenschappelijke voorouders delen met apen (geneste hierarchie, gedeelde foutjes in het DNA zoals ERV’s, gedeelde pseudogenen etc). Daarover later meer. Maar laat de twee scenario’s eens op je inwerken en bepaal voor jezelf wat realistischer is. Ik wil afsluiten met de kanttekening dat voor veel christenen de ontstaansgeschiedenis meer iets verteld over wie we als mens zijn, en niet zozeer over het daadwerkelijke/letterlijke ontstaan. Dat vindt ik veel waarschijnlijker, maar alsnog vind ik het dan bijzonder dat God beeldtaal gebruikt zoals een rib/zijde, wat best wel concreet/letterlijk lijkt. Ook blijf je dan met problemen zitten als wanneer kreeg de mensheid een ziel, wanneer was de zondeval, waarom schiep God door een survival of the fittest?
* Deze geologische kolom ligt uiteraard niet letterlijk zo onder onze voeten. Deze biostratigrafie is gemaakt door het naast elkaar leggen van de fossieleninhoud van talloze lokale stratigrafische secties, overigens vaak door christelijke wetenschappers zoals Richard Owen. Willem Jan Blom merkte dan ook terecht op in een mailconversatie dat: “de geologische kolom, zoals geconstrueerd op basis van het fossielenarchief, is nu eenmaal niet iets wat zich zomaar laat voorspellen. De geschiedenis van het leven heeft een hele reeks opmerkelijke episodes gekend (snelle radiaties, massale uitstervingen, etc.) die we van tevoren niet hadden kunnen bedenken. (…) Ook vanuit de evolutietheorie kun je het fossielenarchief niet zo gemakkelijk voorspellen. Om maar een voorbeeld te noemen: vanuit de evolutietheorie werd verwacht dat alle overgangen in het fossielenarchief buitengewoon gradueel zouden zijn. Het kostte moed van Gould en Eldredge om te zeggen dat dat simpelweg niet is hoe het fossielenarchief eruitziet en op basis daarvan met een nieuw model te komen (punctuated equilibrium).”
De vroege geloofsbelijdenis van 1 Korinthe 15:3-5 wordt vaak aangehaald als sterk bewijs voor de opstanding van Jezus. Het was immers een vroege belijdenis, vroeger dan de evangeliën in ieder geval, en het kon gecontroleerd worden bij de 500 of Paulus’ geloofsbelijdenis waar was of niet.
Er zijn echter wat vragen te stellen bij deze redenering. Waarom worden de 500 getuigen bijvoorbeeld niet genoemd in de evangeliën? Paulus is de enige die dit beschrijft, en in de latere evangeliën, waar vaak wordt gesproken over bewijzen toen de discipelen twijfelden, wordt niets gezegd over de 500, ondanks dat deze evangeliën van latere datum zijn. Er wordt in de evangeliën bijvoorbeeld wel vermeld dat de twaalve getuigen zijn.
Een ander punt in de redenering die gebruikt wordt is dat er gezegd wordt dat groephallucinaties bestaan niet en dus moet er wel iets waar zijn van de belijdenis in Korinthe. Maar Maria verscheen ook aan honderden (zie dit artikel over Maria verering, waarin bijvoorbeeld verhaald wordt van 150 mensen die Maria zagen in een verschijning in 1984), en er zijn meer van dergelijke gevallen waarin groepen beweren iets te hebben gezien, ook in de Islam.
Er is consensus dat de belijdenis oud is, maar hoe moeten we begrijpen dat Jezus op de derde dag is opgestaan? In de evangeliën wordt dit begrepen als dat Jezus opstond met een voorheen gekruisigd lichaam, waardoor een lege tombe achterbleef. Echter, in de belijdenis wordt niets gezegd over een lege tombe*, wat de opstanding betekende, ook qua lichaam van Jezus. Veel vroege kerkleiders en Paulus begrepen de opstanding van Jezus niet als een opstanding in vlees en bloed. Rudolf Bultmann beweerde dat de verhalen over een lege tombe legendes zijn waar Paulus niets van wist. In deze visie is de fysieke opstanding van Jezus een latere ontwikkeling.
*Het is belangrijk op te merken dat er ook niet wordt gezegd dat Jezus werd begraven in het graf van Jozef van Arimathea. De belijdenis is geschreven in een vorm waarin de vier verklaringen over de dood corresponderen met de vier verklaringen over de opstanding. De vierde verklaring in het opstandingsdeel zegt: en hij verscheen aan Cephas. De vierde verklaring in het deel over de dood van Jezus zegt alleen: en hij was begraven. Waarom staat daar niet ‘door Jozef van Arimathea’? (zie p. 139 van “How Jesus became God”, Ehrman). Dit komt waarschijnlijk omdat de traditie over Jozef van Arimathea blijkbaar een nieuwe traditie was die pas bekend werd met het evangelie van Markus (wat later is gedateerd dan 1 Korinthe 15 en zelfs later dan alle Pauliaanse geschriften).
Een ander probleem met de lijst van getuigen is dat de vrouwen niet worden genoemd, terwijl Paulus toch zegt: en als laatste van allen verscheen Hij aan mij. Dus in de tijd dat Paulus dit schreef was nog niet bekend dat de vrouwen Jezus hadden zien verschijnen? Wat we dus hebben is dat de oude belijdenis de vrouwen niet noemt en geen lege tombe vermeldt, terwijl het oudste evangelie de ontdekking van de lege tombe beschrijft en de vrouwen wel noemt. Sommige onderzoekers denken dat beide verhalen zijn ontstaan in verschillende tradities en pas door Mattheüs of Lukas zijn samengevoegd. Over dit argument is nog veel debat, maar het is duidelijk dat het niet een argument is waar een discussie over de godheid van Jezus mee platgeslagen kan worden. Het is vaak iets complexer dan we denken.
Hier heb ik een aantal Bijbelteksten op een rij gezet, die op mij vreemd over komen en u wellicht ook achter de oren laat krabben:
1 Samuel 18:25-27: David vermoord 200 mannen om hun voorhuid af te snijden zodat hij kan trouwen met de dochter van Saul.
Job 1: God praat met de duivel? Bijvoorbeeld vers 7: Toen zeide de HEERE tot den satan: Van waar komt gij? En de satan antwoordde den HEERE, en zeide: Van om te trekken op de aarde, en van die te doorwandelen.
In 1 Koningen 22:21-23 en 2 Kronieken 18:20-22 geeft God in een visioen opdracht aan een geest of engel om foute en onjuiste boodschappen te geven aan profeten. Volgens mij werkt Hij daar op z’n minst mee aan bedrog? “Daarop kwamen er geesten naar voren die voor de HEER gingen staan en zeiden: Ik zal een plan bedenken, antwoordde een van hen. Ik zal ervoor zorgen dat Achab in de strijd wordt gelokt en sneuvelt. Waarop de HEER vroeg: Hoe? De een zei dit, en de ander dat. Toen kwam er een geest naar voren, boog zich voor de HEER en zei: Ik zal hem bedriegen. Op welke manier? vroeg de HEER. Ik zal naar de aarde gaan, antwoordde hij, en een leugenachtige geest worden in de mond van alle profeten van Achab. De HEER zei: Ga, en je zult succes hebben, want jij zult het kunnen volbrengen.”
Numeri 31:17-18: Mozes moet de Midianieten doden, behalve de tweeëndertigduizend maagden/meisjes (om voor zichzelf te gebruiken; hopelijk als slaaf, maar waarom dan maagden, dan konden de oudere vrouwen toch ook als slaaf werken?). Thomas Paine schreef al in 1795 in zijn Age of reason: “hier staat een bevel om de jongens af te slachten, de moeders uit te moorden en met de dochters ontucht te plegen.”
2 Koningen 2:23-25: nadat kinderen de profeet als kaal uitjouwen, worden ze vervloekt door hem en opgegeten door beren.
Richteren 19:25-28: de vrouw wordt de hele nacht misbruikt en vervolgens in 12 stukken gesneden en naar alle stammen van Israël gestuurd.
Genesis
Gods twee magische bomen: de boom van het leven en de boom van de kennis van goed en kwaad. (2:9)
Gods slimme, pratende slang. (3:1)
De ‘zonen van God’ hadden seks met de ‘mensendochters’ en kregen zonen die ‘de machtige mannen van weleer, mannen van naam’ werden. (6:2-4)
“Er waren in die tijd reuzen op aarde.” (6:4)
God verdrinkt iedereen op aarde (behalve Noach en zijn familie omdat zij rechtvaardig zijn) (7:1-4)
Genesis 19.8: Bemoedig nu, ik heb twee dochters die geen bekende man zijn; Laat mij, ik bid u, ze naar u toe brengen en doe ermee zoals goed is in uw ogen ( Lot, de rechtvaardige (2 Petr. 2.7-8) biedt zijn dochters aan). Dezelfde rechtvaardige, maar dronken Lot maakt zijn dochters zwanger. 19.30-36
God sloot alle baarmoeders in het huishouden van Abimelech omdat hij Abrahams leugen geloofde, en vervolgens bid Abraham om ze weer te openen (20:18).
Abraham laat zijn eerste zoon in de steek (21:10-14).
God zegt tegen Abraham dat hij zijn tweede zoon moet doden als brandoffer (22:2, 10).
Jakob heeft gemeenschap met Lea en hij komt er pas sochtends achter dat zij het is (29:25).
De grote wedstrijd voor het maken van baby’s (30:1-23). Jakobs vrouwen en concubines competeren wie de meeste babies heeft, met God die het in de gaten houd en baarmoeders opent en sluit.
Rachel koopt gemeenschap met liefdesappels (plant) (30:15-16).
Jakob worstelt met God en wint! (30:24-28). Jakob ziet God van aangezicht tot aangezicht en leeft. (32:30)
Het liefdesverhaal/bloedbad van Sichem en Dinah. (34:1-25)
Ruben heeft gemeenschap met de concubine van zijn vader. (35:22).
God doodt Er omdat hij slecht is. (38:7)
Onan morst zijn zaad; God doodt Onan. (38:9-10)
Juda maakt zijn schoondochter zwanger (38:16-18)
Dan Exodus:
God geeft instructies voor het kopen van een slaaf, het verkopen van je dochter, of het nemen van een tweede vrouw (21:2,7,10).
Exodus 31:18 God schrijft met Zijn vinger de tien geboden:
Deze twee tafelen waren niet alleen door God gemaakt, maar ook “beschreven door Gods vinger” (Exodus 31:18; Deuteronomium 4:13; 5:22; 9:10).
God geeft de instructie dat als je een ongetrouwd een vrouw verleid, dan moet je met haar trouwen, behalve als de vader haar weigert te geven. In dat geval moet je de vader de prijs betalen voor maagden (22: 16,17). Weinig keuze voor de vrouw.
De Urim en Thummin: een magisch trucje voor moeilijke keuzes. Ook gebruikt door Jozef Smith toen hij het boek van de Mormonen vertaalde (28:30).
Leviticus is helemaal bloederig en bijzonder:
Vierpotige vogels zijn God een verfoeisel!? (11:20) Hij maakte ze zelf?
Gemeenschap met een vrouwelijke slaaf: de slaaf moet gegeseld worden, de man moet een offer brengen (19:20).
Gehandicapten mogen niet naar het altaar (21:16-23): spreek tot Aäron, zeggende: Niemand uit uw zaad, naar hun geslachten, in wien een gebrek zal zijn, zal naderen, om de spijze zijns Gods te offeren. Want geen man, in wien een gebrek zal zijn, zal naderen, hij zij een blind man, of kreupel, of te kort, of te lang in leden; Of een man, in wien een breuk des voets, of een breuk der hand zal zijn; Of die bultachtig, of dwergachtig zal zijn, of een vel op zijn oog zal hebben, of droge schurftheid, of etterige schurftheid, of die gebroken zal zijn aan zijn gemacht. Geen man, uit het zaad van Aäron, den priester, in wien een gebrek is, zal toetreden om de vuurofferen des HEEREN te offeren; een gebrek is in hem, hij zal niet toetreden, om de spijs zijns Gods te offeren.
Leviticus 12:5: “Maar indien zij een dochter baart, dan zal zij twee weken onrein zijn, gelijk in haar afzondering; en zesenzestig dagen zal zij in het bloed van haar reiniging blijven.” Context: wanneer vrouwen hun kinderen in het ziekenhuis baren, krijgen ze tegenwoordig hun kind meteen in handen omdat dat is wat je wilt doen als je een kind ter wereld brengt na het negen maanden in je buik te hebben gedragen – niet 66 dagen doorstaan van afzondering.
Leviticus 26:27-30: als u echter ondanks dit alles niet naar Mij luistert, maar Mij nog steeds vijandig bent, dan zal Ik u in Mijn toorn vijandig bejegenen, en Ik zal u Zelf straffen, zevenmaal meer, vanwege uw zonden. U zult het vlees van uw zonen eten en het vlees van uw dochters. (Dus als je een van deze regels breekt, dan moet je je kinderen eten? God is een wel heel jaloerse God?)
Leviticus 27:3-7: Als uw schatting eens mans zal zijn van twintig jaren oud, tot een, die zestig jaren oud is; dan zal uw schatting zijn van vijftig sikkelen zilvers, naar den sikkel des heiligdoms. Maar is het een vrouw, dan zal uw schatting zijn dertig sikkelen.
God waardeert mensen in geldwaarde en het lijkt erop dat in Gods ogen vrouwen minder waard zijn dan mannen, of heeft dit iets te maken met het feit dat de auteurs en leidinggevenden van die tijd nogal mannelijk waren?
Psalmen
Psalm 18: Hier verteld David hoe God hem hielp door een oud Bijbelstuk te gebruiken waar een bijzonder beeld van God opduikt. Vergelijk dit met de God uit Johannes bijvoorbeeld.
9 rook steeg op uit zijn neus, verterend vuur kwam uit zijn mond, Hij spuwde hete as. 10 Hij schoof de hemel open en daalde af, duisternis onder zijn voeten, 11 Hij besteeg de cherub en vloog, zwevend op de vleugels van de wind.
Psalm 137:9: Zalig zal hij zijn die jouw kinderen grijpt en tegen de rotsen verplettert.”
Het Nieuwe Testament dan? Aan het Nieuwe Testament ben ik nog niet toegekomen, en dat bevat ook wel minder zulke extreme zaken als hierboven besproken. Sowieso staat er in het Oude Testament ook veel wijsheid, neem bijvoorbeeld Spreuken of Prediker. Toch sluit ik nog even af met twee teksten uit het Nieuwe Testament die tot nadenken stemmen:
In de onderstaande tekst zien we God die de geoordeelde mensen vertrapt in een wijnpersbak. Het bloed in de enorme bak komt tot aan het bit van de paarden:
En ik zag, en ziet, een witte wolk, en op de wolk was Een gezeten, des mensen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon; en in Zijn hand een scherpe sikkel. En een andere engel kwam uit den tempel, roepende met een grote stem tot Dengene, Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai; want de ure om te maaien is nu gekomen, dewijl de oogst der aarde rijp is geworden. En Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd gemaaid. En een andere engel kwam uit den tempel, die in den hemel is, hebbende ook zelf een scherpe sikkel. En een andere engel kwam uit van het altaar, die macht had over het vuur; en hij riep met een groot geroep, tot dengene, die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel, en snijd af de druiftakken van den wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp. En de engel zond zijn sikkel op de aarde en sneed de druiven af van den wijngaard der aarde, en wierp ze in den groten wijnpersbak des toorns Gods. En de wijnpersbak werd buiten de stad getreden, en er is bloed uit den wijnpersbak gekomen, tot aan de tomen der paarden, duizend zeshonderd stadiën ver (Openbaringen 14:19-20).
Wonderlijke genezingen en visioenen van Jezus of engelen. Zijn dat geen bewijzen voor de christelijke God?
Allereerst een disclaimer: ik weet hier vrij weinig van, maar wil wel graag wat kritische opmerkingen maken. Om te beginnen met de wonderen. Bij mijn weten is het nooit daadwerkelijk vastgelegd dat een geamputeerd been weer aangroeide. Ook allerlei andere meer zichtbare genezingsopties zie je niet. En allerlei andere claims blijken als ze medisch getest worden (vaak) niet te blijven staan. Ook zijn er dan nog de meer psychische effecten door bijvoorbeeld hypnoses. En alleen al het feit dat er zo vaak mee gesjoemeld is, zou ons voorzichtig moeten maken dit als ‘bewijs’ te gebruiken.
Sterker nog, toen ik in de serie ‘The chosen’ zag dat Jezus een persoon met een huidziekte genas, waarbij zijn vlekken plotseling verdwenen, zorgde dat bij mij juist voor ongeloof. Maar dat is waarschijnlijk een persoonlijke kwestie. Kijk bijvoorbeeld dit filmpje van Unbelievable? waar een expert die redenen geeft voor het bestaan van wonderen én een criticus daarvan bevragen. Ik ben geneigd meer voor de sceptische kant van de criticus Shermer te kiezen. Dat heeft er misschien iets mee te maken dat ik wat bangig ben voor allerlei mysterieuze zaken en mensen die daar mee bezig zijn. Dat geld niet alleen voor christenen maar ook bijvoorbeeld de wat vagere/mysterieuzere kanten van yoga. Met wonderlijke genezingen heb ik ook een gevoel van oneerlijkheid: waarom alleen die enkeling, waarom genezen verreweg de meeste mensen niet van de de kwalen?
Visioenen Dan de visioenen. Er zijn allerlei verschijningen van Jezus, Maria, engelen. Dat is natuurlijk vaak al persoonlijke ervaring en daarom moeilijk te testen. Maar toch zijn verschijningen van bijvoorbeeld Jezus aan moslims die altijd tegen het christendom waren opvallend. Wel valt het me op dat deze mensen (vaak) het christelijk geloof of bijvoorbeeld Jezus al wel kenden. Het is niet dat ze uit het niets iets over Hem zien, voor zover mij bekend. Daarnaast werken zulke verschijningen ook andere kanten op. Zo blijkt uit bijvoorbeeld onderzoek van Snooker et al. (2021) dat meerdere mensen mystieke ervaringen zoals verschijningen van engelen hadden waardoor ze overtuigd werden van islamitisch geloof, hoewel de meerderheid in dit onderzoek zich bekeerde tot islam om rationele redenen.
Individuele visioenen is een ding, maar groepsvisioenen dan? Als mensen visioenen afdoen als hallucinaties wordt namelijk vaak het tegenargument gemaakt dat groephallucinaties niet bestaan en dus moet er wel iets waar zijn van groepsvisioenen. Toch zullen de meeste protestanten niet geloven dat Maria verschenen is aan honderden, waar wel ‘bewijs’ voor is (zie dit artikel over Maria verering, waarin bijvoorbeeld verhaald wordt van 150 mensen die Maria zagen in een verschijning in 1984), en er zijn meer van dergelijke gevallen waarin groepen beweren iets te hebben gezien, bijvoorbeeld in dromen en visioenen, ook in de Islam, maar bijvoorbeeld ook verschijningen van Elvis Presley (Sirriyeh, 2015; Elvis sightings – Wikipedia). Hetzelfde geld voor bijna dood-ervaringen. Sommige mensen zien Jezus, maar anderen zien andere heiligen of wezens.
Dat mensen in staat zijn om bizarre zaken te geloven weten protestantse christenen zelf ook maar al te goed. Want wie van hen gelooft er nou dat Joseph Smith, de stichter van de Mormonen, meerdere visioenen had en gouden platen met tekst kreeg van een engel? Toch geloven maar liefst 16 miljoen mensen dit verhaal, ook al zijn er veel argumenten tegen dit geloof (zie hier bijvoorbeeld).
Kortom, ik denk dat een korreltje zout en een klein beetje kritisch bekijken vaak gewenst is bij al dit soort bovennatuurlijke zaken. Net als het God of the Gaps argument denk ik dat er vaak betere verklaringen komen naar mate er meer onderzoek naar is. Zonder te willen bagatelliseren denk ik dat net als met vroegere verklaringen van mist als geesten, of donder als Thor/Donar die over de wolken rijdt, er uiteindelijk meer waarschijnlijke verklaringen zijn. Daarnaast is het een feit dat de mens sterke verbeeldingskracht en fantasie heeft, en juist ook allerlei bizarre verhalen gebruikt om allerlei redenen, zoals om aandacht, om troost uit te putten of een betekenis aan dit leven te geven (Gottschall, 2012).
Bronnen
Interessant op dit gebied is Michael Shermer, die onder andere ook claims ontkracht dat er duivelse liedjes zitten in popmuziek als je ze achterstevoren luistert.
Gottschall, J. (2012). The storytelling animal: How stories make us human. Houghton Mifflin Harcourt.
Snook, D. W., Kleinmann, S. M., White, G., & Horgan, J. G. (2021). Conversion motifs among Muslim converts in the United States. Psychology of Religion and Spirituality, 13(4), 482.
Sirriyeh, E. (2015). Dreams and visions in the world of Islam: A history of Muslim dreaming and Foreknowing. Bloomsbury Publishing.
Hier worden uitdagende vragen gesteld, niet om uitdagend te zijn in de zin van provocatie. Nee, ik wil juist op een rustige, vriendelijke manier de vragen die ik heb bij het christelijk geloof en de Bijbel uiten. Deze vragen zijn uitdagend in de zin van dat ze onze vaak diepste motivaties, emoties en waarheden bevragen. In gesprekken is dat vaak extreem uitdagend, en merk ik dat ik gauw emotioneel wordt omdat ik zelf jaren met deze vragen geworsteld heb. De vragen gaan met name over de betrouwbaarheid van de Bijbel en evolutie.
Toch zijn de vragen niet alleen maar uitdagend omdat ze ‘complex’ zijn. Ik wil ook heel graag bereiken dat mensen zichzelf eerlijk afvragen: waarom geloof ik eigenlijk wat ik geloof? Is mijn geloof wat ik wil dat waar is, of is het waar? Of is het, zoals Kahneman onderzocht heeft, een vertrouwd gevoel, gevoed door veel herhaling, waar ons ‘luie’ brein bijna automatisch voor kiest?
“A reliable way to make people believe in falsehood is frequent repetition, because familiarity is not easily distinguished from truth.” Kahneman, Thinking fast and slow, 2011, p. 62, hoofdstuk 5 over ‘cognitive ease’.
Het is echt een moeilijke weg om jezelf te onderzoeken op waarom geloof ik eigenlijk wat ik geloof? Toch wilde ik graag zekerheid en waarheid. Waarover? Of ik naar de hemel of hel ging. Of het christendom recht doet aan de werkelijkheid, of Jezus God is en of de Bijbel het onfeilbare woord van de God van dit universum is. Ik had het gevoel bij veel apologeten en dominees dat ze om de hete aardappels heen draaien en ben zelf op onderzoek uitgegaan. Waarom is dit zo belangrijk voor mij? Omdat wat Lewis schrijft logisch is:
“One must keep on pointing out that Christianity is a statement which, if false, is of no importance, and, if true, of infinite importance. The one thing it cannot be is moderately important.” C.S. Lewis, Christian Apologetics (1945).
Behalve dat de inhoud voor mij erg belangrijk is, wil ik ook graag mensen helpen die ook over dit soort onderwerpen nadenken. Soms is er een soort taboe om erover te spreken, terwijl mensen wel over concrete onderwerpen nadenken. Zelf had ik vaak het gevoel dat als ik over dergelijke onderwerpen/vragen begon mensen mij zagen als een soort crimineel of als een halve idioot. Vooral valt het me op dat slechts weinigen door wil praten over concrete onderwerpen. En dan komen er algemene uitspraken als ‘het is de hoogmoed van de mens’ dat je al zulke vragen hebt. Maar waarom niet gewoon op de redenen ingaan? Ik probeer hier daarom zo eerlijk en concreet mogelijk over onderwerpen rond de Bijbel en geloof te schrijven. Daarbij hoop ik dat mensen mij, en ik hen, eerst als persoon zien en dan pas de visie/mening.
Ik heb al verschillende opmerkingen gekregen over dat ik niet in God zou geloven naar aanleiding van de artikelen op deze website. Dat is echter niet het geval. Wel is het zo dat ik op dit moment meer vragen heb dan antwoorden, daarom is het voor mij nu eerlijker om te zeggen dat ik het niet weet (agnostisch als u graag een label wilt). Uiteraard heb ik een bepaald beeld bij God, de Bijbel en geloven, dat hebben we allemaal, maar ik hoop dat we van elkaar kunnen leren en dat het niet wordt, zoals Klaas Hendrikse schrijft: ‘een strijd tussen menselijke godsbeelden, zoals elke geloofsdiscussie er een is’. Een motivatie om berichten te publiceren is ook om mijn gedachten en schrijfsels te laten ‘checken’ door anderen. Het is namelijk makkelijk gedachten voor jezelf te hebben, maar daarbij sluipen er gauw foutjes in. Second opinion, peer review etc. is belangrijk! Dus feedback is meer dan welkom!