Waren de auteurs van het Nieuwe Testament ooggetuigen?

In een vorig artikel schreef ik over de vraag of Petrus eigenlijk wel de auteur is van 2 Petrus. In dit artikel ga ik iets verder in op auteurs van de Evangelien. Waren het wel apostelen of ooggetuigen?

Allereerst is het belangrijk wat jaartallen scherp te hebben. Het jaar van Jezus’ dood wordt over het algemeen aangenomen als 30 CE. De meeste boeken in het Nieuwe Testament zijn daar meerdere tientallen jaren na pas geschreven. Hoewel dit vrij snel is in vergelijking met andere boeken uit die tijd, is het toch zeer waarschijnlijk dat mondelinge overlevering een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de evangeliën en andere NT boeken. Ik ga nu kort verschillende boeken langs:

Mattheüs, geschreven tussen 80-85 CE, hanteert een vertelperspectief in de derde persoon, voortdurend verwijzend naar ‘zij’ wanneer hij over Jezus en de discipelen spreekt. Zelfs wanneer Mattheüs wordt aangesproken, beschrijft hij zichzelf als ‘hij’, niet als ‘mij’ (Mattheüs 9:9). Hieruit blijkt naar alle waarschijnlijkheid dat hijzelf geen apostel was. Ook is het zo dat Mattheüs duidelijke afhankelijkheid van het Evangelie volgens Marcus vertoont. Dit maakt het onwaarschijnlijk dat een ooggetuige (zoals een van de apostelen) zijn evangelie zou baseren op dat van Marcus, die geen directe ooggetuige was.

Johannes (95 CE): van de geliefde discipel wordt gezegd: dit is de discipel die getuigd van deze zaken en ze heeft opgeschreven, en wij weten dat zijn getuigenis waar is (Johannes 21:24). De auteur maakt onderscheid tussen zijn bron van informatie en hemzelf: de discipel die getuigd en hemzelf (wij weten dat zijn getuigenis waar is). Is het daarom wel Johannes die schrijft?

Markus (60-70 CE), is geen discipel maar een metgezel van Petrus.

Lukas, geschreven tussen 80-85 CE, is een metgezel van Paulus en benadrukt in het begin dat hij zijn verhaal heeft onderzocht en gehoord van ooggetuigen (Lukas 1:1,2).

Geen van de getuigen van de evangeliën claimt dus ooggetuige te zijn, waardoor mondelinge overlevering aannemelijk is. Dit verklaart mogelijk de aanwezigheid van tegenstrijdigheden en legendevorming. Een extra argument hiervoor heb ik al eerder beschreven, namelijk dat in het Romeinse Palestina slechts ongeveer 10% van de bevolking geletterd was en schrijven was voorbehouden aan de elite. Dit wordt bevestigd door de Bijbel zelf, bijvoorbeeld Handelingen 4:13, waar wordt vermeld dat Petrus en Johannes ongeleerd waren.

Auteurs Nieuwe Testament zijn niet wie we denken dat ze zijn

 “Zij nu, ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemende, dat zij ongeleerde en slechte mensen waren, verwonderden zich, en kenden hen, dat zij met Jezus geweest waren” Handelingen 4:13, SV. De kantekenaren en vele andere vertalingen zeggen dat het Griekse woord ‘ongeletterd’ is.

Een goed voorbeeld van een brief uit het Nieuwe Testament die vrijwel zeker niet is geschreven door de naam die erin geclaimd en aan gegeven wordt is 2 Petrus. Het belangrijkste argument daarvoor vind ik dat Petrus een Aramees sprekende visserman was terwijl de brief een rijke, gevarieerde Griekse woordenschat en talrijke literaire constructies en termen uit de wereld van het hellenisme bevat. Dit is moeilijk te rijmen met de beschrijving van Petrus als “ongeletterd” (Handelingen 4:13).

In eerste instantie was ik zeer sceptisch over zulke beweringen. We kunnen toch niet weten hoe het destijds is gegaan? Misschien heeft Petrus wel van Paulus Grieks geleerd? Of inspireerde de Heilige Geest Petrus bij het schrijven van deze brief? Of had hij een secretaris die het voor Petrus vertaalde in het Grieks (Silvanus bijvoorbeeld (maar die was zelf ook Aramees en waarschijnlijk de koerier (en zelfs dan moet die secretaris in een aanzienlijk meer Grieks-Romeinse cultuur geïnspireerd moeten zijn, dan de Joodse (Robyn Walsh)). Je neemt de Bijbel als zoiets heiligs, en iemand als Petrus ook, dat het moeilijk te geloven valt dat een brief door heel iemand anders is geschreven dan de Bijbel claimt. Je gelooft ook gewoon niet dat dat gebeurde, dat mensen claimden Petrus te zijn en dan een brief in zijn naam schreven.

Maar dat is zeker wel gebeurd. Er zijn namelijk vele (apocriefe) brieven geschreven uit naam van Petrus die zeker niet zijn geschreven door hem. Neem bijvoorbeeld het apocrieve evangelie van Petrus: de auteur van dit evangelie laat de lezer niet in het onzekere over wie hij is: “Maar ik, Simon Petrus en Andreas mijn broeder, namen onze netten en gingen de zee op” (EvPetr 7). Maar gelooft u wat hij vervolgens schrijft over de opstanding van Jezus? “Toen die soldaten zagen wat er gebeurde (dat twee jonge mannen die uit de hemel op het graf neerdaalden), maakten ze de hoofdman en de oudsten wakker; want ook zij waren vermoeid van het houden van de wacht. En terwijl ze vertelden wat ze hadden gezien, zagen ze opnieuw drie mannen uit het graf komen, en twee van hen ondersteunden er Eén, en een kruis volgde hen; en van de twee reikte het hoofd tot aan de hemel, maar het hoofd van Hem die door hen werd geleid, steeg tot in de hemel. En zij hoorden een stem uit de hemel, zeggende: Gij hebt tot hen die slapen gepredikt. En er werd een antwoord gehoord vanaf het kruis: ja!” (EvPetr 10, eigen vertaling).

Hier wordt de opstanding dus daadwerkelijk gezien door de hele wacht en de oudsten van de Joden, was er een wandelend en pratend kruis en steeg Jezus’ hoofd tot in de hemel(reus). Dit is zeer onwaarschijnlijk, en dat blijkt ook wel uit het feit dat er meer zeer onwaarschijnlijke zaken in dit evangelie staan, lees het gerust na! Ook is het vrij zeker dat dit boek in de tweede eeuw is geschreven, wat het heel onwaarschijnlijk maakt dat deze van de hand van Petrus is. Er zijn overigens nog minstens 8 andere brieven die zogenaamd door Petrus geschreven waren.

Maar waarom zouden andere mensen in de naam van Petrus brieven in circulatie brengen? Het simpele antwoord is dat het autoriteit geeft. In de vroege kerk waren mensen allerlei theologische ideeën nog aan het ontwikkelen. Pas in de 4de eeuw namen veel tegenwoordige dogma’s hun definitieve vorm aan. Zo is het Concilie van Nicea bijvoorbeeld erg belangrijk geweest om het concept van de Drieëenheid en Jezus’ goddelijkheid van eeuwigheid aan vast te stellen. Er werd enorm veel gediscussieerd om al dergelijke dogma’s duidelijk te krijgen die niet meteen na de gebeurtenissen met Jezus helder waren. Als je een bepaalde visie had gaf het je visie kracht als je zei dat Petrus dit zei omdat hij veel aanzien had. Dit soort praktijken gebeurden vroeger wel vaker.

Dat ik deze situatie nu bevraag is niet iets nieuws. Dit gebeurt al sinds de vroege kerk. Bijvoorbeeld de kerkvader Eusebius en later ook Calvijn erkenden dat 2 Petrus zeer waarschijnlijk niet geschreven was door de auteur van 1 Petrus. Dat heeft te maken met verschillende schrijfstijlen, en dat 2 Petrus later is geschreven door iemand die schreef tegen mensen die niet geloofden dat het einde snel zou komen. Uit de brief blijkt dat de eerste generatie christenen al was gestorven (2 Petrus 3:4). In deze passage klinkt een twijfel door over de wederkomst van Jezus die verder in het Nieuwe Testament niet wordt aangetroffen. Vergelijkbare twijfel komt pas voor in 1 en 2 Clemens, die worden gedateerd aan het einde van de eerste en het begin van de tweede eeuw. 2 Petrus 3:2 klinkt in sommige vertalingen ook meer alsof de schrijver geen onderdeel uitmaakt van de apostelen (“om aan de woorden te denken, die door de heilige profeten tevoren gesproken zijn, en aan het gebod uwer apostelen van de Here en Heiland”, NBG 51).

Zoals al gezegd erkennen ook reformatorische theologen erkennen dit probleem: Op grond van de inhoudelijke en stilistische kenmerken overwoog reformator Johannes Calvijn in zijn commentaar op 2 Petrus dat een leerling van Petrus de brief zou kunnen hebben geschreven, hoewel hij meende dat vervalsingen ‘een dienstknecht van Christus onwaardig’ zijn. In zijn navolging hebben gereformeerde theologen geworsteld met enerzijds de mogelijkheid dat 2 Petrus een pseudepigraaf is en anderzijds hoe het mogelijk is dat een geschrift onder een valse naam in de Bijbelse canon terecht is gekomen, aangezien de Schrift als onfeilbaar wordt gezien. Henk van den Belt (2007) opperde: ‘Wie pseudepigrafie in de canon accepteert, moet aannemen dat een onbekende auteur door de Geest geïnspireerd was om onder een pseudoniem te schrijven.’ (Van den Belt, Henk (1 december 2007). “…Die gesproken heeft door de profeten”. De Schrift in de context van de pneumatologie. Theologia Reformata 50 (4): 346–360.) Toen ik dit las ging het mij echt veel te ver: ik moest dus geloven dat de Heilige  Geest inspireert om pseudoniemen aan te nemen!?

En dat is ook meteen mijn vraag bij dit artikel. Hoe kan dit? Waarom claimen bepaalde brieven geschreven te zijn door mensen die het niet geschreven hebben? Waarom wordt hier zeer waarschijnlijk op zo’n super menselijke manier gebruik gemaakt van de autoriteit van anderen? De Heilige Geest heeft de Bijbel en de vorming van de Canon toch geïnspireerd? Dat dit soort zaken gebeuren maakt mij ook sceptischer. Je snapt in een keer dat niet alles realistisch kan zijn als je in de Handelingen van Petrus leest dat Petrus zichzelf presenteert als een man van God, die een gerookte vis opwekt uit de dood. Of dat Jezus als kind van vijf jaar oud twaalf vogels maakt uit modder in het Kindheids evangelie van Thomas. Maar waar leg je de grens van realisme? En los van dit meer fundamentele probleem; waarom wist ik dit niet? Waarom werd me dit niet verteld tijdens catechisatie of preken over deze brief? Het is allemaal gewoon op Wikipedia te vinden: Second Epistle of Peter – Wikipedia

Het is trouwens ook zo dat er heel veel verhalen over Petrus zijn die niet echt waren: hij zou een gerookte vis tot leven gewekt hebben en hij liet zijn dochter verlamd zijn, zodat ze niet zou verleiden (de handelingen van Petrus). Ook de authenticiteit van toespraken van Petrus in Handelingen worden betwijfeld door onderzoekers. Het is namelijk opvallend dat de toespraken in Handelingen allemaal hetzelfde klinken: de ongeletterde Petrus geeft preken die ongeveer gelijk zijn aan de hoogopgeleide, Grieks sprekende Paulus. Waarschijnlijk is dit omdat Lukas hier zelf spreekt in plaats van Petrus of Paulus.

Meer info: Authorship of the Petrine epistles – Wikipedia