Waren de auteurs van het Nieuwe Testament ooggetuigen?

In een vorig artikel schreef ik over de vraag of Petrus eigenlijk wel de auteur is van 2 Petrus. In dit artikel ga ik iets verder in op auteurs van de Evangelien. Waren het wel apostelen of ooggetuigen?

Allereerst is het belangrijk wat jaartallen scherp te hebben. Het jaar van Jezus’ dood wordt over het algemeen aangenomen als 30 CE. De meeste boeken in het Nieuwe Testament zijn daar meerdere tientallen jaren na pas geschreven. Hoewel dit vrij snel is in vergelijking met andere boeken uit die tijd, is het toch zeer waarschijnlijk dat mondelinge overlevering een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de evangeliën en andere NT boeken. Ik ga nu kort verschillende boeken langs:

Mattheüs, geschreven tussen 80-85 CE, hanteert een vertelperspectief in de derde persoon, voortdurend verwijzend naar ‘zij’ wanneer hij over Jezus en de discipelen spreekt. Zelfs wanneer Mattheüs wordt aangesproken, beschrijft hij zichzelf als ‘hij’, niet als ‘mij’ (Mattheüs 9:9). Hieruit blijkt naar alle waarschijnlijkheid dat hijzelf geen apostel was. Ook is het zo dat Mattheüs duidelijke afhankelijkheid van het Evangelie volgens Marcus vertoont. Dit maakt het onwaarschijnlijk dat een ooggetuige (zoals een van de apostelen) zijn evangelie zou baseren op dat van Marcus, die geen directe ooggetuige was.

Johannes (95 CE): van de geliefde discipel wordt gezegd: dit is de discipel die getuigd van deze zaken en ze heeft opgeschreven, en wij weten dat zijn getuigenis waar is (Johannes 21:24). De auteur maakt onderscheid tussen zijn bron van informatie en hemzelf: de discipel die getuigd en hemzelf (wij weten dat zijn getuigenis waar is). Is het daarom wel Johannes die schrijft?

Markus (60-70 CE), is geen discipel maar een metgezel van Petrus.

Lukas, geschreven tussen 80-85 CE, is een metgezel van Paulus en benadrukt in het begin dat hij zijn verhaal heeft onderzocht en gehoord van ooggetuigen (Lukas 1:1,2).

Geen van de getuigen van de evangeliën claimt dus ooggetuige te zijn, waardoor mondelinge overlevering aannemelijk is. Dit verklaart mogelijk de aanwezigheid van tegenstrijdigheden en legendevorming. Een extra argument hiervoor heb ik al eerder beschreven, namelijk dat in het Romeinse Palestina slechts ongeveer 10% van de bevolking geletterd was en schrijven was voorbehouden aan de elite. Dit wordt bevestigd door de Bijbel zelf, bijvoorbeeld Handelingen 4:13, waar wordt vermeld dat Petrus en Johannes ongeleerd waren.

Is de Bijbel onfeilbaar of zijn er tegenstrijdigheden?

Bevat de Bijbel contradicties, ofwel tegensprekingen van zichzelf? Baruch Spinoza toonde al in 1670 in zijn Theologisch-Politiek Traktaat aan dat dit zo is, en er zijn er later door vele onderzoekers nog veel meer gevonden. In dit artikel beschrijf ik een aantal voorbeelden van contradicties waarin evangeliën en andere Bijbelboeken elkaar tegenspreken. Ook geef ik voorbeelden waaruit blijkt dat de Bijbel zichzelf op grotere concepten tegenspreekt, bijvoorbeeld over wie God is. Dit hoeft geen grote consequenties te hebben: er zijn genoeg christenen in de wereld die dit accepteren en simpelweg zeggen dat God werkte door mensen, waardoor de Bijbel ook fouten kan bevatten.

Voor mijzelf blijft het echter een reden voor een belangrijke barst in mijn geloof. Want het gaat naar mijn idee eigenlijk om best grote punten en bovendien ben ik opgegroeid in een milieu waar iedere tekst, zelfs iedere nuance in een tekst serieus genomen werd en als Gods geïnspireerd Woord beschouwd werd. Overigens is bij de belangrijkste tekst die over Goddelijke inspiratie gaat (2 Tim. 3:16) een belangrijke kanttekening te maken: als Paulus de auteur was, dan werd het geschreven voordat de Evangeliën en veel andere boeken geschreven werden. Dus op het moment dat dit geschreven werd bestond er nog niet zoiets als dé Bijbel, of heel de Schrift. De andere belangrijke tekst over Gods inspiratie van de Heilige Geest staat in 2 Petrus 1:20 en hierbij kan je afvragen wat voor gewicht je het toekent, omdat het zeer waarschijnlijk is dat Petrus dit helemaal niet geschreven heeft, dus wat is de autoriteit dan nog? Om het heel cru te zeggen: hier spreekt iemand over waarom de Bijbel Goddelijk en dus betrouwbaar is, terwijl hij zelf naar alle waarschijnlijkheid net deed alsof hij Petrus was en dus in mijn ogen niet heel betrouwbaar is.

Hoewel het punt dat de Bijbel onfeilbaar is ook pas later ontstond (het wordt dit doordat Origenes (ca. 185 – 253!) er een punt van maakt) en dus niet altijd al en ook niet voor alle christenen een belangrijk punt is, ga ik hieronder een opsomming weergeven van tegenstrijdigheden:

Het nieuwe Testament:

    1.1 De opstandingsgeschiedenissen

    • Zien de discipelen Jezus in Galilea (Mt, Mk) of in Jeruzalem (Lk, Jh):
      • Mattheüs 28:7/10: Jezus verteld beide Maria’s dat ze de discipelen moet instrueren om naar Galilea te gaan waar ze Jezus zullen zien. Ze zien Hem daar op een berg in Galilea (vers 16).
      • Markus 16: één engel zegt dat ze naar Galilea moeten gaan. Het tweede deel van Markus 16 is vervolgens niet aanwezig in de oudste gevonden manuscripten. Daarin staat dat Jezus aan de elve verschijnt, maar niet op welke locatie en dat Hij naar de hemel is gegaan na met hen gesproken te hebben.
      • Lukas 24: meerdere vrouwen gaan naar het graf en spreken met 2 mannen in blinkende klederen (engelen?), maar de discipelen geloven de vrouwen niet. Petrus die naar het graf gaat. Op dezelfde opstandingsdag verschijnt Jezus aan de 2 Emmausgangers (v. 13). Na die verschijning, kort na het avondeten, (dezelfde ure, v. 33), gaan de 2 Emmausgangers naar Jeruzalem. Terwijl de discipelen en de emmausgangers praten (v. 36) verschijnt Jezus: Hij zegt dat ze in Jeruzalem moeten blijven, later ook tegen de discipelen (“blijft gij in Jeruzalem”(v. 49)), en dat doen ze tot het eind van het evangelie (v. 52). Hij stijgt daar ook op in Bethanie, in de buurt van Jeruzalem. In Handelingen blijven ze zeker 40 dagen in Jeruzalem en nog langer, totdat vervolging hen uit Jeruzalem drijft.
      • Johannes 20: Een enkele Maria, zag den steen weggenomen, gaat naar Petrus en waarschijnlijk Johannes. Ze verteld dat de Heere Jezus weggenomen moet zijn. Dan gaan de discipelen mee en weer terug naar huis. Dan ziet Maria twee engelen, en achter haar staat Jezus. Op diezelfde dag verschijnt Jezus aan de discipelen (het moet in Jeruzalem zijn omdat 80 mijlen (minimaal 120 km: Jerusalem naar Tiberias) naar Galilea lopen niet kan in die tijd) verschijnt Jezus.  Dan sluit hoofdstuk 20 af met de geschiedenis van Thomas, en dat meer wonderen niet beschreven worden (vers 30), maar vervolgens vertelt hoofdstuk 21 nog een verschijning Jezus aan de zee van Tiberias (in Galilea!). Vanwege de andere stijl denken Bijbelwetenschappers dat dit laatste stuk later toegevoegd is.
        • Oplossingen: 1. eerst ontmoeten ze Jezus in Galilea en vervolgens in Jeruzalem, waar ze dan vervolgens moeten blijven. Makes no sense: Waarom zijn ze dan verrast als ze Jezus zien, terwijl ze hem al gezien hadden in Galilea? 2. Ze zagen Jezus tussen Lukas 24:43 en 44 in Galilea. Makes no sense: het is moeilijk te geloven dat Jezus de vrouwen bij de tombe zegt ga naar Galilea, en daar zullen ze me zien, maar dat hij eigenlijk bedoelt: ga naar Galilea waar ze mij zullen zien, maar eigenlijk zullen ze me eerst zien in Jeruzalem en dan pas in Galilea. Mattheus en Markus lijken dit af te schilderen als de eerste keer dat ze Jezus gaan zien. Bovendien ontmoet Jezus de Emmausgangers op dezelde dag als hij opgewekt is en ziet de elve in Jeruzalem op dezelfde dag. 
      • Zeggen dat de ooggetuigen wel geschrokken zullen zijn na de gebeurtenissen en daardoor details verwarren is niet heel realistisch: de evangelien zijn minstens 30 jaar na de gebeurtenissen opgeschreven, dus er is zeker tijd geweest om van de schok te bekomen.
      • Het is niet gek dat Markus zich hier richt op Galilea: in zijn hele evangelie gaat het meer over Galilea (Markus beschrijft maar 2 wonderen in Judea: de genezing van Bartimeus in Jericho (10:46-52) en de vervloeking van vijgenboom in Bethanie (11:12-14,20), en geen wonder in Jeruzalem). Dit in contrast tot Lukas en met name Johannes, waar het vooral in Judea en Jeruzalem afspeelt (Galiläa und Jerusalem, by Ernst Lohmeyer).
    • Komt er een engel uit de hemel die de vrouwen aan het schrikken maakt, of zit er een engel in het graf (een meer vredig tafereel)? Markus 16:5: er zit al een engel in het graf als vrouwen bij het graf aankomen en de steen is al afgewenteld. Mattheüs 28:2 heeft het over een aardbeving en een engel die de steen afwenteld en op die steen gaat zitten en vraagt de vrouwen het graf te komen bekijken.
    • Mag Jezus wel of niet aangeraakt worden: Joh. 20:17 versus Joh. 20:27 en Lukas 24.
    • Of de vrouwen Jezus zagen of niet is significant: Lukas schrijft steeds veel over de armen en vrouwen. Maar juist hij beschrijft niet dat de vrouwen Jezus zagen op de opstandingsdag.

    1.2 De geboorte van Jezus

    • Vluchten Jozef en Maria na de geboorte van Jezus naar Egypte of gingen ze na 40 dagen terug naar Nazareth? (Mattheüs 2:1-23 vs Lukas 2:1-40).
      • Lukas: gaan ze na de dagen van haar reiniging (7+33 dagen na de geboorte van een knechtje (Lev.) naar Jeruzalem en dan naar Nazareth (Nazareth – Bethlehem – Nazareth).
      • Mattheus: Jezus lijkt in het Mattheus evangelie typisch op Mozes die ook in Egypte was geweest en van wie zijn generatiegenoten gedood waren (Bethlehem – Egypte – Nazareth)
      • Contra: Jezus pas toen hij 2 was naar Egypte? Het zou kunnen maar is er zelf een niet heel waarschijnlijke geschiedenis bij bedenken. Ook is Jezus dus in die versie lang in Bethlehem gebleven, terwijl in Lukas ze direct naar Nazareth gaan! Ook heb je dan het probleem dat Jozef en Maria dan eigenlijk in Bethlehem woonden voor lange tijd en waarschijnlijk al toen Jezus geboren was. Daarheen wil hij dan ook terugkeren, maar dat doet hij uiteindelijk niet en vlucht naar Nazareth (vers 23), terwijl dat in Lukas hun woonplaats is. Zie ook de figuur hieronder (bron).
    • Aanvullend hierop past de tocht naar Egypte goed in het portret van Jezus dat Mattheus schrijft: de portrettering van Jezus als een “nieuwe Mozes” in het Evangelie van Matteüs is een belangrijk thematisch element dat door geleerden is geïdentificeerd. Deze parallel is merkbaar in verschillende aspecten van het verhaal van Matteüs. Ten eerste is er de parallel tussen de kindertijdverhalen van Mozes en Jezus. Net zoals de farao probeerde Hebreeuwse jongetjes te doden in de tijd van Mozes, probeert koning Herodes de pasgeboren Jezus uit te roeien, wat leidt tot de vlucht van zijn familie naar Egypte. Deze verhaalstructuur weerspiegelt het Exodus-verhaal. Ten tweede wordt de Bergrede, waar Jezus zijn leer verkondigt, vaak gezien als een bewuste parallel met Mozes die de Wet ontvangt op de berg Sinaï. De locatie en de manier waarop Jezus deze leer verkondigt, roepen het beeld op van Mozes die de Wet aan de Israëlieten overdraagt. Daarnaast presenteert het Evangelie van Matteüs Jezus vaak als een leraar van de Wet, vergelijkbaar met Mozes. Jezus interpreteert en breidt de Wet uit, en presenteert deze in een nieuw licht. Nieuwe Testament onderzoekers zoals Gerd Theissen en Annette Merz suggereren dat hoewel de leerstellingen die bewaard zijn gebleven in de Bergrede authentieke uitspraken van Jezus kunnen weerspiegelen, de manier waarop ze in het Evangelie van Matteüs worden gepresenteerd doelbewust is. De auteur van Matteüs organiseert deze leerstellingen in een gestructureerde preek, waarbij Jezus wordt geframed als een nieuwe gezaghebbende figuur vergelijkbaar met Mozes. In essentie gebruikt het Evangelie van Matteüs verschillende verhaalelementen en thematische parallellen om Jezus te presenteren als een figuur die de rol van Mozes vervult en overstijgt, vooral op het gebied van wet en onderwijs. Deze portrettering benadrukt de autoriteit en betekenis van Jezus binnen de Joodse traditie.
    • Jezus’ genealogiën (Mattheus 1:2-16 vs Lukas 3:23). Waarom zijn de genealogiën van Jezus zo verschillend? Zelfs als de ene genealogie van Maria is en de andere van Jozef heb je een probleem: Volgens Matteüs waren er 28 generaties tussen David en Jezus, maar volgens Lucas waren er 43 generaties.
    • Ook interessant, Mattheus zegt dat de profetieen vervult worden dat Jezus uit Nazareth zou moeten komen (Matheus 2:23). Maar die profetie bestaat niet. Waarschijnlijk slaat het op Jesaja 9:1, waarin staat dat de de opvolger van de koning een nazar (opvolger) van David zal zijn. Dat klinkt als nazarener, en het lijkt erop dat iemand het fout vertaald heeft.

    1.3 Overige contradicties in de evangeliën

    • Kwam Jairus naar Jezus voor of nadat zijn dochter stierf? (Markus 5:21-24 vs Mattheus 9:18-20)
    • Markus 11 vs Johannes 2: vond de reiniging van de tempel aan het begin van Jezus’ missie of later plaats? Dit is belangrijk want in de synoptische evangelien lijkt het zo dat Jezus 1 jaar ministry doet, overwegend in Galilea en eindigend met een enkel bezoek aan Jeruzalem. In Johannus is Jeruzalem de focus van Jezus missie: Hij bezoekt Jeruzalem 3 keer en de reiniging van de tempel gebeurt al aan het begin.
    • Kocht Judas zelf de akker (Handelingen 1:18), of kochten de priesters het (Matheus 27:3-10)?
    • Volgens Matteüs 4:1-11 en Marcus 1:12-13 ging Jezus direct na zijn doop naar de woestijn en verbleef daar veertig dagen, terwijl Johannes 2:1-11 beweert dat Jezus twee dagen na zijn doop bij de bruiloft in Kana was.
    • Wat dronk Jezus aan het kruis?
      • Markus 15:23 – wijn met mirre, maar hij drinkt niet
      • Mattheus 27:48 en Lukas – azijn/edik, maar hij drinkt niet
      • Johannes 19:29-30: Jezus krijgt azijn en drinkt.
    • Kwam Jezus om vrede te brengen of het zwaard? Mattheus 26:51 versus Mattheus 10 vers 34,35
    • Waarom hadden de discipelen eigenlijk zwaarden bij hen op goede vrijdag?

    1.4 Zijn het detailverschillen?

    De doelen en rode lijn van de verschillende auteurs zijn ook verschillend: Markus was de basis voor de synoptische evangeliën. De andere synoptische auteurs hebben dit aangepast zodat het beter paste bij hun visie: Markus beschrijft de kruisiging van Jezus alsof Jezus erg veel lijdt en alleen is, door iedereen, inclusief God, verlaten (mijn God waarom hebt gij mij verlaten!?). In Lukas is Hij in controle: Hij gaat zo de moordenaar naar het paradijs brengen. Hij is misschien al Goddelijker.

    De rode lijn in de Synoptische evangelien (Markus, Mattheus, Lukas) is in steekwoorden als volgt: Jezus wordt gedoopt door Johannes. Verleiding door de duivel. Gelijkenissen worden gepreekt. Jezus gaat wonderen en duiveluitdrijvingen doen. In Galilea. Dit tot halverwege de verslagen. Transfiguratie op de berg, praat met Mozes en Elia. Gaat naar Jeruzalem. Reinigt de tempel. Laatste Avondmaal. Rechtszaak voor Joden en geoordeeld vanwege blasfemie. Kruisiging en opstanding.

    Johannes: geen geboorte in Bethlehem, niet dat Maria maagd was, hij is niet gedoopt, en wordt niet verleid in de wildernis, hij preekt niet het komende koninkrijk, en vertelt geen gelijkenissen, hij drijft geen duivelen uit, geen transfiguratie,  de tempel wordt al gereinigd in H2, hij stelt geen Avondmaal in, maar wast de voeten van discipelen. Geen rechtszaak voor de priesters. 

    Johannes start mysterieus: het Woord werd vlees. In Johannes gebeuren wel wonderen, maar dan zijn het tekenen. Na een ‘Ik ben’ gezegde volgt een wonder: ik ben het brood des levens > voed de menigte; ik ben het licht der wereld > geneest de blindgeborene; ik ben de opstanding > geneest Lazarus. In Johannes geen gelijkenissen maar lange preken (Nicodemus, samaritaanse vrouw, discipelen en Hogepriesterlijk gebed). Deze ‘preken’ en Ik ben gezegden staan geen van allen in synoptische evangeliën.

    Dit is natuurlijk niet erg, de evangeliën zouden complementair kunnen zijn. Maar het punt is dat het portret van Jezus significant anders is. In Markus (en andere synoptici) een apocalyptische visie, die al zo’n honderd jaar aanwezig was in het Jodendom: bekeert u het koninkrijk is nabij. Proberen te dealen met de problemen die het Jodendom had (moeite). Om de een of andere reden had God het kwaad toegestaan te heersen maar het Goede zou snel gaan overwinnen! ‘De tijd is vervuld’ slaat op dat het kwaad bijna overwonnen gaat worden. Het koninkrijk van Jezus begint al op aarde: hij heelt de zieken en doden. Dat is de boodschap van veel gelijkenissen: het koninkrijk is nog klein en verborgen maar zal uiteindelijk groot zijn als Jezus terugkomt. Markus is het oudste en op veel vlakken de meest ‘nuchtere’: geen geboorte uit de maagd, geen beschrijvingen van Jezus na de opstanding. In Markus beschrijft Jezus zichzelf ook pas aan het einde als de zoon van God als Hij onder eed van de Hogepriester is geplaatst en Hij praat vrijwel niet over zichzelf. Hij praat nooit over zichzelf als heilig wezen: wel als zoon van God, maar zo kon een koning ook genoemd worden (2 Samuel 7:14)

    In Johannes gaat het echter zeer veel over Jezus zelf: de ‘Ik ben’ gezegdes. Hij noemt zichzelf letterlijk God (Ik en de Vader zijn een, en dan wordt hij bijna gestenigd). In Johannes preekt Jezus ook niet over waar het in Markus over gaat (het komende koninkrijk). In Johannes gaat het over leven met God hierboven (3:3-5), niet een nieuwe hemel en aarde waar Jezus al in deze generatie terug zou komen (Mk 9:1; 13:30). Logisch want in de tijd dat Johannes was geschreven was die eerste generatie al gestorven. Dus ze stierven voor het komen van het Koninkrijk. Dus: chronologisch dualisme in Markus: het gaat eerst slecht, daarna beter (horizontaal). In Johannes een verticaal dualisme: eerst slecht, maar dan omhoog naar de hemel.

    1.5 Verschillen in boodschap van Paulus en de evangeliën

    Paulus brieven zijn al geschreven voor Markus. Paulus schrijft veel over rechtvaardiging, zodat een mens recht wordt voor God. Gerechtvaardigd door geloof. Voor Paulus was het eerst  waarschijnlijk moeilijk om te geloven  dat Jezus de Messias was. Joden geloofden dat het een persoon met macht zou zijn (de teksten uit het OT die gaan over het lijden van Gods rechtvaardige gaan niet expliciet over de Messias: Jes 53, psalm 22). Nadat Paulus tot geloof komt wordt voor Paulus vrijheid in Jezus het grootste goed.

    De wet of vrijheid?

    Niet meer de wetten zoals de sabbath (Romeinen 14:6). Hij die wel zulke wetten houd loopt gevaar z’n verlossing te verliezen (galaten 5:4). Mattheus schrijft echter dat geen tittel of jota van de wet voorbij zal gaan. En dat je door de wet te houden in het koninkrijk van God komt (mattheus 5:17-20). De vraag is dus of Jezus de zelfde nadruk had op geloof als Paulus.

    Ik wist wel dat die visies verschillen, maar besef nu pas hoe erg ze verschillen: Paulus zegt letterlijk dat zij die weer de Joodse wetten gingen volgen in gevaar zijn om hun zaligheid te verliezen. Terwijl Mattheus dus schrijft dat alles precies gevolgd moet worden. Eerst las ik dat als het zal mekaar op de een of andere manier wel aanvullen. Nu denk ik: deze twee auteurs hadden echt verschillende meningen.

    Het is bovendien opvallend dat Paulus vrijwel GEEN aandacht besteed aan wat Jezus gezegd heeft op aarde. Het voornaamste waar hij over schrijft is Zijn rol als de lijdende en stervende en opgestane Christus die spoedig terug zou komen om de wereld te beoordelen.

    2. Oude Testament

    Eerder heb ik al eens beschreven hoeveel vreemde teksten er staan in het Oude Testament, maar hier focus ik meer op tegenstrijdigheden:

    • Genesis 6:1-4: we lezen hier dat God besluit de mensen niet meer ouder dan 120 te laten worden. Maar Abraham is niet de enige die daar later nog ruim overheen gaat.
    • Exodus: God verteld Mozes “ik verscheen aan Abraham, Izaak en Jakob als God Almachtig. Maar met Mijn naam HEERE (Yahweh) ben ik hun niet bekend geweest (Exodus 6:2). Maar eerder in Genesis maakt God zichzelf bekend aan Abraham als The LORD “Toen zij Hij tegen Abraham, Ik ben HEERE (Yahweh), Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeeën” (Genesis 15:7).
    • Waarom vervloekt God niet Cham maar Kanaän? Het lijkt erop dat het verhaal van de vervloeking van Kanaän dient om de onderdrukking door Israël te rechtvaardigen.
    • In 2 Samuël 24 geeft God aan David het bevel om een volkstelling te houden. Toen David dat deed, werd God boos op hem omdat het verboden was om een volkstelling te houden, terwijl God diegene was die aan David de opdracht had gegeven voor de volkstelling. David mocht toen kiezen tussen drie straffen, namelijk zeven jaar hongersnood, drie maanden vluchten voor zijn vijanden of drie dagen een pestepidemie. David koos voor de pestepidemie, waarbij uiteindelijk 70.000 mensen omkwamen door de pest. Echter, in 1 Kronieken 21 gaf niet God, maar Satan aan David de opdracht voor de volkstelling. Om deze reden strafte God het volk van David door het vermoorden van 70.000 mensen.
    • Misdaad vergelding in latere generaties: In Exodus 20:5 en Deuteronomium 5:9 staat dat God misdaden van mensen zal vergelden op hun nakomelingen tot de derde of vierde generatie. Andere verzen zeggen ook dat nakomelingen gestraft zullen worden voor een daad van een voorvader.[Exodus 34:7, Numeri 14:18, Deuteronomium 23:2, 2 Samuël 12:14, 2 Koningen 5:27 en Jesaja 14:21] In andere verzen zegt God dat hij nooit kinderen straft voor de daden van hun vaders of voorouders.[Jeremia 31:29-30 en Ezechiël 18:19-20.] Volgens andere passagen mogen kinderen niet gestraft worden voor de misdaden van hun vader en mogen mensen slechts gestraft worden voor hun eigen misdaden.[Deuteronomium 24:16, 2 Koningen 14:6 en 2 Kronieken 25:4.]
    • Spijt van God: In sommige verzen wordt gesproken dat God nooit spijt heeft,[Numeri 23:19, 1 Samuël 15:29 en Ezechiël 24:14.] terwijl in verschillende Bijbelverzen staat dat God spijt heeft geuit.[Genesis 6:6, Exodus 32:14, 1 Samuël 15:10-11, 2 Samuël 24:16, 1 Kronieken 21:15, Amos 7:3 en Jona 3:10.]
    • God liegt? In bepaalde passages wordt beweerd dat God niet liegt of niet anderen laat liegen,[Numeri 23:19, 1 Samuël 15:29, Titus 1:2 en Hebreeën 6:18.] In 1 Koningen 22:21-23 en 2 Kronieken 18:20-22 geeft God opdracht aan een geest of engel om foute en onjuiste boodschappen te geven aan profeten. En Bileam?
    • Had God berouw? Maar dat kan alleen na zonde en God is zonder zonde? (Jona 3, Genesis 6:6) maar Numeri 23:19 dan?
    • God zien? In verschillende passages van de Bijbel wordt beweerd dat God werd gezien door mensen in een lichamelijke vorm.[Genesis 32:30 (Jakob ziet God van aangezicht tot aangezicht en worstelt met hem, Exodus 24:9-11, Numeri 12:7-8, Numeri 14:14, Amos 7:7-8 (visioen), Amos 9:1, Ezechiël 1:27, Ezechiël 8:2 en Habakuk 3:3-5.] Maar in de Bijbel wordt ook beweerd dat God nooit is gezien, of dat niemand Gods gezicht kan zien en dat overleeft.[Exodus 33:20, Evangelie van Johannes 1:18 en Eerste brief van Johannes 4:12.] Volgens 1 Timotheüs 6:16 is het niet mogelijk dat een mens God ziet.
    • De alziende God? In de Bijbel bevinden zich passages waarin wordt beweerd dat God overal is, alles ziet en alles weet.[Spreuken 15:3, Jeremia 16:17, Jeremia 23:24-25, Judit 15:11 en Hebreeën 4:13]. Maar in andere verzen blijkt dat God bepaalde dingen niet weet. Bij Job 1:7 vroeg God aan Satan waar hij geweest was (retorische vraag?). In Genesis 18:20-21 zegt God dat hij beschuldigingen over de bewoners van Sodom en Gomorra had gehoord en het zou onderzoeken. In Genesis 3 was God verbaasd dat Adam en Eva zich verstopten omdat zij naakt waren.
    • Veranderd God zijn mening? In Numeri 23:19-20, 1 Samuël 15:29 en Jakobus 1:17 wordt beweerd dat God zijn mening niet verandert, maar in verschillende gevallen heeft volgens de Bijbel God wel zijn mening veranderd.[Genesis 6:6, Exodus 32:14, Numeri 14:20, 1 Samuël 15:35 en 2 Samuël 24:16.]
    • Bastaarden kiezen er niet voor om bastaard te zijn. Toch straft God ze door ze uit te sluiten van de gemeenschap. Maar ook al hun nakomelingen voor 10 generaties (Deuteronomium 23:2). Andere verzen zeggen echter: De vaders mogen niet ter dood gebracht worden om de kinderen, en de kinderen mogen niet ter dood gebracht worden om de vaders. Ieder zal alleen om zijn eigen zonde ter dood gebracht worden (Deuteronium 24:16).
    • En natuurlijk zijn er nog de welbekende verschillen tussen Genesis 1 en 2, waar allerlei uitleggingen over zijn door apologeten. Maar het punt blijft: het woordgebruik en schrijfstijl is verschillend, er worden twee verschillende namen voor God gebruikt en de volgorde verschilt: dieren voor de mensen geschapen (H1), of erna (H2). Zijn planten geschapen voor de mensen of erna. Is ‘de mens’ het eerst levende schepsel of het laatste? Waar kwam het licht vandaan als de zon maan en sterren pas later werden geschapen? Hoe kon er een dag en avond zijn zonder hen?
    • Genesis: een groot en een klein licht? Zon en maan? Maar de maan maakt geen licht en reflecteert slechts de zon.
    • Prediker 3 lijkt te suggereren dat er niets na dit leven is. Dit raakt aan het punt dat er in het Oude Testament vrijwel geen concept van eeuwige straf bestond. Pas in de laatste twee eeuwen v.Chr. ontstond er apocalyptisch denken onder Joden die te midden van tegenspoed rechtvaardigheid zochten en het kwaad toeschreven aan machten buiten God. Aanvankelijk hadden ze een tijdelijk perspectief op straf, waarbij ze geloofden dat de huidige wereld onder de heerschappij van het kwaad stond, met de belofte van een toekomstige herstel. Naarmate het verwachte koninkrijk van Jezus niet tot stand kwam, verschoven theologische perspectieven van tijdelijke naar ruimtelijke dualisme. Deze overgang markeerde een verschuiving van het idee van een nieuw lichaam na de dood naar een geloof in de scheiding van ziel en lichaam, mede beïnvloed door Griekse filosofieën zoals die van Plato. De toenemende invloed van Griekse bekeerlingen op het vroege christendom, met name zichtbaar in latere evangeliën zoals die van Lucas en Johannes, benadrukte deze verschuiving naar een meer op de ziel gerichte benadering, waarin Jezus concepten van hemel en hel bespreekt (Ehrman, 2021). Hieruit blijkt naar mijn idee dat teksten uit het Oude Testament niet consistent zijn met teksten in het Nieuwe Testament.

    Bronnen:

    Verschillende boeken van Bart Ehrman, voornamelijk:

    Ehrman, B. D. (2009). Jesus, interrupted: Revealing the hidden contradictions in the Bible (And why we don’t know about them). New York: HarperOne.

    Ehrman, B. D. (2021). Heaven and Hell: A History of the Afterlife. Simon and Schuster.

    Wikipedia (interne consistentie van de Bijbel),

    Skeptics annotated Bible: https://www.lyingforjesus.org/Bible-Contradictions/

    Maarten ’t Hart: De Schrift betwist, de Bijbel gelezen en gefileerd deel I en II.

    Waarom het einde van het evangelie van Markus zo opvallend is

    Het probleem met het evangelie van Markus voor de uiteindelijke samenstellers van het Nieuwe Testament was dat het ernstig tekort schoot. Ten eerste is het aanzienlijk korter dan de andere evangeliën, met slechts 16 hoofdstukken vergeleken met Matteüs (28), Lucas (24) en Johannes (21). Maar nog belangrijker is hoe Markus zijn evangelie begint en eindigt. Hij heeft geen verslag van de maagdelijke geboorte van Jezus – of eigenlijk van enige geboorte van Jezus. In feite wordt Jozef, de echtgenoot van Maria, helemaal niet genoemd in het evangelie van Markus – en Jezus wordt een “zoon van Maria” genoemd. Maar nog opmerkelijker is het vreemde einde van Markus. Er zijn geen verschijningen van Jezus na het bezoek van de vrouwen op de paasmorgen aan het lege graf!

    Net als de andere drie evangeliën vertelt MarKus over het bezoek van Maria Magdalena en haar metgezellen aan het graf van Jezus vroeg op zondagochtend. Bij hun aankomst vinden ze de versperring voor de ingang van het graf verwijderd en een jonge man – let op, geen engel – vertelt hun: “Wees niet ontsteld. Jullie zoeken Jezus van Nazareth, die gekruisigd is. Hij is opgestaan; hij is hier niet. Zie de plaats waar ze hem gelegd hebben. Maar ga, zeg tegen zijn discipelen en Petrus dat hij jullie vooruitgaat naar Galilea. Daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.” En ze gingen naar buiten en vluchtten weg bij het graf, want angst en verbazing hadden hen gegrepen, en ze zeiden niets (Markus 16:6-8). En daar eindigt het evangelie eenvoudig!

    Markus geeft geen verslagen van iemand die Jezus ziet, zoals Mattheüs, Lucas en Johannes later rapporteren. Volgens Markus zullen eventuele toekomstige verschijningen of “waarnemingen” van Jezus in het noorden, in Galilea, plaatsvinden, niet in Jeruzalem.

    Dit oorspronkelijke einde van Markus werd door latere christenen beschouwd als zo tekortschietend dat Markus niet alleen als tweede in de volgorde in het Nieuwe Testament werd geplaatst, maar dat er verschillende eindes werden toegevoegd door redacteuren en kopiisten in sommige manuscripten om de zaak te herstellen. Het langste gefabriceerde einde, dat Markus 16:9-19 werd, werd zo gewaardeerd dat het werd opgenomen in de King James Version van de Bijbel, die de afgelopen 500 jaar door protestanten werd gebruikt, evenals vertalingen van de Vulgata, gebruikt door katholieken. Dit betekende dat het voor ontelbare miljoenen christenen heilige geschriften werden, maar het is overduidelijk vals. Controleer maar eens of de volgende verzen in de Bijbel staan die je gebruikt – de kans is groot dat ze dat zijn, aangezien de Kerk, over het algemeen, het oorspronkelijke einde van Markus als onvoldoende beschouwde.

    Hier is dat vervalste einde van Markus:

    Toen hij vroeg op de eerste dag van de week opstond, verscheen hij eerst aan Maria Magdalena, van wie hij zeven demonen had uitgedreven. Ze ging het vertellen aan degenen die bij hem waren geweest, terwijl ze rouwden en huilden. Maar toen ze hoorden dat hij leefde en door haar gezien was, geloofden ze het niet. Daarna verscheen hij in een andere gedaante aan twee van hen, terwijl ze naar het platteland liepen. En zij gingen terug en vertelden het aan de anderen, maar ook zij geloofden het niet. Daarna verscheen hij aan de elf terwijl ze aanlagen aan tafel, en hij berispte hen vanwege hun ongeloof en hardheid van hart, omdat ze niet hadden geloofd degenen die hem hadden gezien nadat hij was opgestaan. En hij zei tegen hen: “Ga de hele wereld in en verkondig het evangelie aan de hele schepping. Wie gelooft en gedoopt wordt, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven; ze zullen in nieuwe tongen spreken; ze zullen slangen oppakken met hun handen; en als ze enig dodelijk gif drinken, zal het hun niet schaden; ze zullen de zieken de handen opleggen, en ze zullen herstellen. Zo werd de Heer Jezus, nadat hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en ging hij zitten aan de rechterhand van God. En zij gingen overal heen en predikten, terwijl de Heer met hen werkte en het bericht bevestigde door bijbehorende tekenen

    Ondanks dat dit einde overduidelijk vals is, houden mensen ervan en veroordelen conservatieve christenen tot op de dag van vandaag regelmatig “liberale” wetenschappers die deze vervalsing aanwijzen, en beschuldigen hen ervan “Gods woord” te willen vernietigen.

    Het bewijs is duidelijk. Dit einde is niet te vinden in onze vroegste en meest betrouwbare Griekse kopieën van Markus. Volgens Bruce Metzger “tonen Clemens van Alexandrië en Origenes [vroege derde eeuw] geen kennis van het bestaan van deze verzen; bovendien getuigen Eusebius en Hieronymus dat de passage afwezig was in bijna alle Griekse kopieën van Markus die hun bekend waren.” [*] De taal en stijl van het Grieks zijn duidelijk niet van Markus, en het is vrij duidelijk dat de vervalser delen van de eindes van Matteüs, Lucas en Johannes (respectievelijk gemarkeerd in rood, blauw en paars hierboven) heeft genomen en eenvoudig een “correct” einde heeft gecreëerd.

    Dus wat betreft het oorspronkelijke einde van Markus? De implicaties ervan zijn nogal verbazingwekkend voor de oorsprong van het christendom en het proberen te bepalen wat er echt is gebeurd op de paasmorgen. Let op de volgende implicaties.

    1. Omdat Markus ons vroegste evangelie is, geschreven volgens de meeste geleerden rond de tijd van de vernietiging van Jeruzalem door de Romeinen in 70 n.Chr., of misschien in het decennium daarvoor, hebben we sterk tekstueel bewijs dat de eerste generatie volgelingen van Jezus volledig tevreden was met een evangelie-account die geen verschijningen van Jezus rapporteerde. We moeten aannemen dat de auteur van het evangelie van Markus zijn account op geen enkele manier als ontoereikend beschouwde en dat hij ofwel doorgeeft of trouw bevordert wat hij beschouwde als het authentieke evangelie. Wat de meeste christenen doen als ze aan Pasen denken, is Markus negeren. Omdat Markus niets weet van verschijningen van Jezus als een opgewekte lichamelijke verschijning in Jeruzalem, wandelend, etend en zijn wonden tonend, zoals verteld door Matteüs, Lucas en Johannes, worden die verhalen simpelweg ingevuld om zijn vermeende tekortkoming in te vullen.
    2. Als we er echter voor kiezen om naar Markus te luisteren, die onze eerste getuige van het evangelie is, leren we iets behoorlijk verbazingwekkends. In Markus had Jezus zijn intieme volgelingen verteld na hun maaltijd: “Maar nadat ik ben opgewekt, zal ik jullie vooruitgaan naar Galilea” (Markus 14:28). Wat Markus gelooft, is dat Jezus is “opgeheven” of “opgewekt” naar de rechterhand van God en dat de discipelen hem in Galilea zouden “zien”. Markus kent geen verslagen van mensen die het opgewekte lichaam van Jezus, met wonden en al, in Jeruzalem ontmoeten. Zijn traditie is dat de discipelen hun epifanieën of “waarnemingen” van Jezus beleefden toen ze na het acht dagen durende Pesachfeest terugkeerden naar Galilea en in wanhoop terugkeerden naar hun vissen. Dit is precies wat we vinden in het Evangelie van Petrus, waarin Petrus zegt: “Nu was het de laatste dag van het Ongedesemde Brood; en velen gingen terug naar hun huis omdat het feest voorbij was. Maar wij twaalf discipelen van de Heer waren wenend en bedroefd; en ieder, bedroefd vanwege wat er was gebeurd, ging naar zijn huis. Maar ik, Simon Petrus, en mijn broer Andreas, met onze netten, gingen naar de zee. En daar was bij ons Levi van Alfeüs, die de Heer had … “Je kunt hier meer lezen over dit fascinerende “verloren” Evangelie van Petrus, maar dit einde, waar de tekst toevallig afbreekt, is zeer onthullend. Wat we hier zien, komt precies overeen met Markus. De discipelen keerden in wanhoop terug naar hun huizen in Galilea, hervatten hun werkzaamheden en beleefden pas toen hun “waarnemingen” van Jezus. Vreemd genoeg verschijnt deze traditie in een toegevoegd einde aan het evangelie van Johannes – hoofdstuk 21, waar een groep discipelen weer aan het vissen is, en Mattheüs kent de traditie van een vreemde ontmoeting op een aangewezen berg in Galilea, waar sommige van de elf apostelen zelfs twijfelen aan wat ze zien (Mattheüs 28:16-17). Het geloof dat Markus weerspiegelt, namelijk dat Jezus is “opgeheven” of opgeheven naar de hemel, komt precies overeen met dat van Paulus – die de vroegste getuige is van dit begrip van de opstanding van Jezus. Paulus vergelijkt zijn eigen visionaire ervaring opmerkelijk met die van Petrus, Jakobus en de rest van de apostelen. Dit betekent dat toen Paulus schreef, in de jaren 50 n.Chr., dit het opstandingsgeloof was van de vroege volgelingen van Jezus! Omdat Matteüs, Lucas en Johannes veel later komen en duidelijk de periode na 70 n.Chr. weerspiegelen toen alle eerste getuigen dood waren – inclusief Petrus, Paulus en Jakobus, de broer van Jezus, zijn ze duidelijk tweede generatie tradities en zouden ze geen prioriteit moeten krijgen. Markus begint zijn verslag met de zin “Het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God” (Markus 1:1). Voor hem is wat hij vervolgens schrijft, niet een gebrekkige versie daarvan die moet worden aangevuld of “gerepareerd” met latere alternatieve tradities over Jezus die verschijnt in een opgewekt lichaam in het paasweekend in Jeruzalem.

    Bron: dr. James Tabor, vertaald met ChatGPT.

    https://jamestabor.com/the-strange-ending-of-the-gospel-of-mark-and-why-it-makes-all-the-difference/

    Meer info via Wikipedia:

    Intern bewijs

    Sommige deskundigen vinden vers acht een merkwaardige slotzin. Het laatste woord is het voegwoord γαρ (gar): “want”. γαρ kan echter wel een zin beëindigen, en doet dat onder meer in de Septuagint een aantal keren. Het zou wel bijzonder zijn als γαρ een verhaal afsloot.

    Vers 9–20 passen nauwelijks als slot van het evangelie. De overgang van vers 8 naar vers 9 verloopt niet soepel. “Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden. (9) Toen hij vroeg op de eerste dag van de week uit de dood was opgestaan, verscheen hij eerst aan Maria uit Magdala, bij wie hij zeven demonen had uitgedreven.”

    Ten tweede noemt Markus de tweemaal aangekondigde verzoening van Jezus met zijn discipelen in Galilea (Markus 14:28, 16:7) niet. Ten slotte is de constructie “Toen hij was opgestaan” anders dan de eerder gebruikte passieve “hij is opgewekt”.

    De oude handschriften

    In één Latijns handschrift uit ongeveer 430 vinden we het “korte einde” zonder het lange. In dit Latijnse afschrift, de “Codex Bobbiensis”, “k”, wijkt de tekst van Markus 16 op meer plaatsen af; tussen 16:3 en 16:4 vinden we een inlassing die daar Christus’ hemelvaart blijkt te bespreken, het laat het laatste gedeelte van 16:8 weg, en bevat merkwaardige fouten in zijn weergave van het “korte einde”. Andere onregelmatigheden in de “Codex Bobbiensis” doen vermoeden dat het vervaardigd is door een (over)schrijver, die niet vertrouwd was met het materiaal dat hij kopieerde.

    Omdat de geschriften van de kerkvaders vanaf het laatste gedeelte van de tweede eeuw wijzen op het bestaan van handschriften van Marcus met het “lange einde”, dateert men dit meestal vroeg in de tweede eeuw.[2] De deskundigen zijn er verdeeld over of het “lange einde” geschreven is voor het evangelie, of dat het een zelfstandige tekst was, die geplakt werd op het zo abrupte einde van het evangelie. Het gegeven dat het de verhaallijn aan het slot van 16:8 niet soepel oppakt, doet het laatste vermoeden. De geleerden zijn het er niet over eens of het Evangelie volgens Marcus oorspronkelijk stopte bij 16:8 – en zo ja, of dat met opzet was – of dat hij oorspronkelijk een ander slot heeft geschreven, dat verloren is gegaan. 

    Nog gedetailleerder:

    Papyrus 45 is weliswaar het oudste nog bestaande handschrift met tekst van Marcus, maar hoofdstuk 16 is zwaar beschadigd en heeft geen leesbare tekst meer. De laatste twaalf verzen, 16:9-20, ontbreken in twee 4e-eeuwse handschriften, de Codex Vaticanus en de Codex Sinaiticus; dit zijn de oudste handschriften met het gehele boek Marcus. Codex Vaticanus heeft een lege kolom na het einde van 16:8 en plaatst kata Markon, “volgens Marcus.” Er zijn nog drie andere blanco kolommen in de Vaticanus, alle in het Oude Testament, maar dat lijkt het gevolg van toevalligheden bij de vervaardiging van de codex – verandering van grootte van de kolommen, andere overschrijvers, en de witte bladzijde tussen Oude en Nieuwe Testament. Ze zijn alle drie het gevolg van toevallige omstandigheden, maar die witte ruimte tussen Marcus 16 en Lucas 1 is opzettelijk geplaatst. Er is wel geopperd dat een voorloper van de Codex Vaticanus ooit de westerse volgorde van de evangeliën had (Matteüs, Johannes, Lucas, Marcus), maar dat verduidelijkt niet, waarom een kopiërende schrijver opnieuw zo’n witte plek open zou laten als het niet meer functioneel is. De Codex Sinaiticus eindigt met 16:8 en euangelion kata Markon, “evangelie volgens Marcus”. De hoofdstukken van Marcus 14:54 tot aan Lucas 1:56 zijn door een andere kopiist geschreven. Tot aan 15:19 worden de letters dicht op elkaar geschreven; daarna worden de letters uitgerekt, om te vermijden dat er een lege plek ontstaat. Een ander handschrift, minuskel 304 (12e eeuw) mist de laatste twaalf verzen.

    De groep handschriften die bekendstaat als Familie 1 en anderen zetten nog een aantekening bij Marcus 16:9–20, dat sommige afschriften de verzen niet hebben. De Codex Regius (Nieuwe Testament) geeft het korte slot na 16:8, waarna de verzen 9-20 volgen. In de groep handschriften die bekendstaat als Family K1 ontbreken bij de tekst van Marcus 16:9-20 de indeling in paragrafen aan de rand en de titels er boven Marcus 16:9–20 wordt in zijn traditionele vorm aangetroffen in ongeveer 10-15 uncialen, waarvan de oudste de Codex Alexandrinus is, en in alle onbeschadigde minuskels. De meeste tekstcritici staan een beetje sceptisch tegenover de bewijskracht van al die middeleeuwse minuskels die allemaal zo veel op elkaar lijken. 16:9-20 ontbreekt in meer dan 100 Armeense handschriften en de twee oudste Georgische handschriften. De Armeense vertaling dateert van 411-450; en de Georgische is afhankelijk van deze versie. Eén Armeens handschrift uit 989 heeft een aantekening bij 16:8 en 16:9: “Ariston eritzou”, dat wil zeggen ‘Door Ariston de oudste/priester’. Ariston of Aristion is bekend van een oude traditie (doorgegeven door Papias en anderen) als medewerker van Petrus en als bisschop van Smyrna in de eerste eeuw.

    Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Marcus_16>

    Funk, Robert W. and the Jesus SeminarThe acts of Jesus: the search for the authentic deeds of Jesus. HarperSanFrancisco. 1998. “Empty Tomb, Appearances & Ascension” p. 449-495.